84
aanvankelijk slechts vrouwen van Protestantschen godsdienst konden
worden opgenomen. In 1906 besloten Regenten een nieuw tehuis te
bouwen. Terloops zij opgemerkt, wat ik in de opleiding miste, dat
dit nieuwe tehuis stond op de plaats van het Hofje van 1784.
Iets anders had de heer 't Hart in zijn inleiding niet mogen
weglaten. Hij deelt mede, dat na de Meidagen van 1940 het archief
van het Hofje werd overgebracht naar het gemeentearchief. Hier had
m. moeten vermeld worden, of het archief slechts om geordend
te worden naar het gemeentearchief is overgebracht - in welk geval
slechts van tijdelijke bewaring tot het tijdstip, dat een nieuw Hofje
zal verrezen zijn, sprake is - of dat het archief in bewaring is ge
geven voor een bepaald aantal jaren met de bepaling van stilzwijgende
verlenging van de bewaargeving bij niet opzegging der overeenkomst.
De heer t Hart heeft zijn inventaris, die 304 nummers telt,
verdeeld in negen afdeelingenoprichting en bouw, liquidatie van
den boedel (van Gerrit de Koker), regenten verpleegden, personeel
eigendommen, financiën, herdenkingen en familiepapieren. Met de
mdeehng, die de heer 't Hart maakte, kan ik mij volkomen vereenigen,
hchter ware het, geloof ik, beter geweest, indien de samensteller
de nummers iets naar links had laten uitspringen. Nu is de marge
van de nummers en van vele dateeringen van archiefstukken even
groot, wat op mij althans storend werkt.
Nog een enkele opmerking. Onder nr. 48 lees ik: „Reglement
van de Hovenierslaan", 1 stuk, 1802. Had hier in een korte noot
met vermeld moeten worden het verband met het Hofje van GerrIT
de Koker en speciaal met de afdeeling „regenten" van den inventaris
waarin het geplaatst is? Heeft de heer 't Hart, die overigens met
een loffelijke nauwkeurigheid en een prijzenswaardige navolging van
de regels van onze handleiding is te werk gegaan, hier niet te vlug
bi] zijn „bewegingen op het papier" dit stuk „op de plaats rust" gezet?
Dat ik de aandacht van den schrijver op deze kleinigheid vestig,
moge hem de zekerheid geven, dat ik de wijze, waarop hij zijn eersten
inventaris heeft samengesteld, zeer waardeer.
A. VAN DER POEST CLEMENT.
85
Berichten.
Gemeen! e-a rchieven.
Amsterdam. Drs. W. J. van Hoboken (II) is benoemd tot adjunct
commies aan het gemeente-archief,
Deventer. Over Dr. J. de H u 11 u als archivaris van Deventer schreef
G. L(ugard) Jr. in de Koerier van 26 Nov. 1940:
Bij het overlijden van Dr. J. de HuMu, van 18921899 gemeente-archivaris
alhier, mag dn de stad, waar hij een aantal vruchtbare jaren van zijn zoo werkzaam
leven heeft doorgebracht en in de courant, waarin menig artikel van zijn hand
geplaatst werd, een enkele herinnering aan hetgeen hij in zijn tijd voor de geschied
beoefening in Deventer gedaan heeft, niet ontbreken.
Met Dr. M. E. Houck en Dr. J. C. van Slee vormde 'hij in het laatste decennium
van de vorige eeuiw een driemanschap, dat elkaar in liefde en ijver voor de weten-
sdhap in het algemeen en de geschiedenis van het oude Deventer in het bijzonder
niets toegaf. Hoevele, vele uren brachten zij tezamen door in de toen nog primitieve
vertrekken van oud-archief of bibliotheek, waar Clio, de muze der historie, zich dan
echter volgaarne nederzette, en menige archiefvondst of aanstaand artikel op historisch
gebied werd daar geboren en besproken, want de wetenschap en kennis van den een
was ook die van allen; onbaatzuchtig lichtte de een den ander voor met hetgeen hij
wist of gevonden had.
Een reeks van artikelen in het „Deventer Dagblad", de vroegere „Deventer
Courant", de „Provinciale Overijselsche en Zwolsche Courant" en in wetenschappelijke
tijdschriften waren de vruchten der onvermoeide vlijt van dr. de Hullu, waarmede hij
boven en benevens zijn archiefarbeid waarvan de uitvoerige en nauwkeurige
inhoudsopgave der charters en enkele uitgegeven deelen der cameraarsrekeningen
in het bizonder vermeld mogen worden de historieminnenden van Deventer en
Overijsel verblijdde. Zoo verschenen in het „Deventer Dagblad o.a.: „Een Noorman
over Deventer's oude handelsgeschiedenis"; „Verslag van den toestand der Hervormde,
Katholieke, Doopsgezinde, Luflhersche en Israëlitische gemeenten te Deventer in 1810";
„Oranje en Deventer"; het zeer belangrijke: „Aanteekeningen over eenige straten en
pleinen te Deventer"; „Gildebrief van de apothekers, chirurgijns en barbiers te
Deventer 1574"; „Ordenantie und Staten van 't snijdergilde"; „Gildebrief van de
timmerlieden, metselaars, leidekkers en kistenmakers".
In de vroegere „Deventer Courant", onder den verzameltitel: „Uit Deventer s
verleden":
„De aanvang der Luthersche gemeente"; „Gildebrief van de barbiers „Een
reistochtje langs den IJssel van Kampen over Deventer tot Rosendaal in 1672"; „De
burgemeesters Arend van Oldeneel en Willem Hueminck op last van Alva in 1569
gevankelijk naar Brussel gevoerd"; „Het leven van de Deventer kooplieden op het
Hansekantoor te Bergen in Noorwegen omstreeks 1580"; „De hervorming te Deventer
in 1566"; „De Lalijnsohe school in vroeger tijd"; „Bisschopshof, Hofstraat en Vrouwe-
kerk"; „De Ostagiers"; „Ordonnantie van het kistemakersgilde"; „De stichting van
het Polsarmenhuis"; „De statuten van het zusterhuis van Meester Geert Groote „Het
Cellebroedershuis"; „Iets over de brandweer van vroeger"; „De markecedeel van
Holten en de willekeuren van de mark van Haaide".
In de Provinciale Overijselsche en ZwolsChe Courant o.a. „De Bursa Cusana te
Deventer"; „De vestiging der Luthersche gemeente te Deventer"; „De vleeschhal te
Deventer"; „Uit Enschede's verleden"; „De laatste lotgevallen van het klooster te
Diepenveen"; „Deventer's Toren, Raadskapel en Bergpoort"; en verder nog artikelen
in de Bijdragen voor Vaderlaodsche Geschiedenis en Oudheidkunde, i-n het Nederland-
sche Archief voor kerkgeschiedenis, waarin zelfs voor enkele jaren nog een „Bijdrage