44
De beide Duitsche uitgaven (B.) van 1580 en 1582, de laatste
zonder platen, kwamen tot stand buiten toedoen van Guicciardini. De
tekst was in handen gekomen van Daniel Federmann von Memmingen
te Bazel, die daarvan een Duitsche vertaling het licht deed zien
„Getruckt zu Base! bey Henricpetri", denzelfden drukker, die ook vele
uitgaven van Seb. Munster sCosmographia de wereld in gezonden had.1)
Als afbeeldingen in Guicciardini s werk werden, curieus genoeg, gebruikt
de houtsneden uit de CosmographiaHet waren alweer de ons reeds
uit B.-H. bekende prospecten van's-Hertogenbosch en Groningen -
alle kleiner en primitiever weergegeven - en een fantastisch platte-
grondje van Haarlem tijdens het beleg, waar de St. Bavo en omgeving
door een groot driehoekig fort met bastions is vervangen, en dan nog
de twee ons reeds bekende plattegronden van Amsterdam naar Cornelis
Anthonisz. en van Utrecht naar Melchisedech van Hoorn.
Veel rijker was de oogst van de Nederlandsche plattegronden
voor de fraaie folio-uitgaven, die de „aartsdrukker" Plantiin in 1581,
1582 en 1588 het licht deed zien (C). Plantiin, die de uitgave van Sylvius
had overgenomen, had kosten noch moeite gespaard om Guicciardini's
standaardwerk zoo fraai mogelijk uit te geven.2) De afbeeldingen
werden nu als kopergravure uitgevoerd en Plantiin slaagde erin van
een groote reeks steden plattegronden voor zijn uitgave te verkrijgen.
Een vergelijking met de platen van Nederlandsche steden in de
de in 1581 en 1588 verschenen 3de en 4de deelen van de „Civitates"
van Braun en Hogenberg doet ons zien, dat het grootendeels dezelfde
afbeeldingen zijn, die voor beide uitgaven werden gebruikt. Alleen
zijn de kopergravures voor Guicciardini wat kleiner van formaat, maar
dit is dan ook het grootste verschil. Ook de sierlijke figuren in cos-
tuum van het tijdvak vinden wij hier terug! Voor de herkomst en de
dateering van die plattegronden kunnen wij dus verwijzen naar onze
beschouwingen over het stedenboek van Braun en Hogenberg.
Over enkele plattegronden hebben wij slechts iets op te merken.
Op de kaart van Leeuwarden bij Guicciardini staat het jaartal 1580,
bij B.-H. 1581. Overigens is het geheel dezelfde afbeelding.
Uit de stadsrekening van Leiden blijkt, dat 22 Augustus 1580
aan Jan Liefrinx 40 gulden werd uitbetaald „voor het teekenen van
De verschillende uitgaven (niet minder dan 46!) van SEBASTIAN MüNSTER's Cos
mographia worden beschreven door V. HANTSCH. SEBASTIAN MüNSTER, sein Werk
Wissenschaftliche Bedeutung. Abhandlungen der Kon. Sachsischen GereINchafl der
Wissenschaften, phil. hist. Classe XLI, Band XVIII, no. 3 (Leipzig 1899\ S. 1-187.
2) Hierover uitvoeriger BOELE blz. 225 e. v.
45
de stad op platte forme ende op 't perspectief, om naer Antwerpen
gesonden te worden aen Christoffel Plantiin, eertijdts drucker, ende
gestelt te worden in het boeck van Guiardyn (sicvolgens belofte
van stadtswegen aen Plantiin gedaen." Als wij de kaart in Plantiin's
uitgave van 1581 naast die van het stedenboek van B.-H. leggen,
blijkt inderdaad, dat de eerste een veel meer gedetailleerde afbeelding
van Leiden geeft. De plattegrond is van grooter formaat, de kerken en
nieuwe bastions zijn mooi bijgeteekend. In het stadsboek van Utrecht
1579-1580 is een betaling genoteerd nog gedaan aan Sylvius, blijk
baar voordat deze de uitgave van Guicciardini's werk aan Plantiin
overdroeg. Op de kaart van Utrecht bij Guicciardini zijn eenige bas
tions bijgegraveerd, die wel ontworpen, maar nooit uitgevoerd waren.
De aanvulling van de kaart, die op deze wijze verkregen werd (bij
B.-H. ontbreken die bastions!) kan dus bezwaarlijk een verbetering
worden genoemd.
Fruin en Boele leidden uit den brief van Plantiin aan stadsbesturen
en burgers van de Nederlanden (zie bijlage 1 B) en ook uit die be
talingen door Leiden en Utrecht gedaan af, dat de plattegronden,
die in deze PLANTilN-uitgaven voorkomen, a/Je middellijk of onmiddellijk
door de steden zelf bezorgd zijn en daarom volkomen te vertrouwen
zijn. Met deze beschouwing ben ik het niet eens. Waar een groot
deel van de plattegronden ontleend is aan Van Deventer, aan
Cornelis Anthonisz, aan Lucas Janz. Wagenaer en anderen hangt de
betrouwbaarheid van Guicciardini's platen af van de kwaliteiten van
de door hem gebruikte voorbeelden.
Dezelfde beweegredenen, die tot het plaatsen van de kaarten
in het stedenboek van Braun en Hogenberg leidden, golden ook hier.
De betrekkingen, die er tusschen Jacob van Deventer en Frans Hogen
berg in Keulen eenerzijds en Plantiin, Ortelius en Guicciardini te Ant
werpen anderzijds bestonden, waarover men meer kan vinden in Denucé's
werk over de Oud-Nederlandsche kaartmakers in betrekking tot Plantiin,
verklaren voldoende, hoe beide partijen bij deze transactie gebaat
werden en ook, dat Van Deventer's naam ook niet op de platte
gronden in Guicciardini's beschrijving vermeld wordt. Dat Van Deventer
voor Guicciardini geen onbekende was, blijkt uit de aanteekening in
de beschrijving van Overijsel onder Deventer, waar Jacob van Deventer-
een „grandissimo geografo" wordt genoemd!
De PLANTilN-uitgaven zijn de fraaiste, die van Guicciardini's be
schrijving zijn verschenen. De Italiaansche uitgave van 1588 was de
laatste, die tijdens Guicciardini's leven het licht zag. Guicciardini over
leed n.l. 22 Maart 1589 te Antwerpen. Ondertusschen was menige