42
als voorbeeld gebruikt. Voor zoover dit het geval is is dus het jaar,
waarin Van Deventer de stad in kaart heeft gebracht, beslissend.
Tenslotte een opmerking, die evenzeer de plattegronden in B.-H.
als die van verscheidene uitgaven van het nu te bespreken werk van
Guicciardini betreft. Op die kaarten komen n.l. vaak op de voorgrond
eenige sierlijke afbeeldingen van vrouws- en manspersonen voor in de
kleederdracht van de zestiende eeuw. Niet alleen wordt aldus het
decoratief uiterlijk van de platen verlevendigd, maar ook heeft men
hier een gewaardeerde bron voor de costuumgeschiedenis.
Niet algemeen bekend is echter, met welke bedoeling die af
beeldingen zijn aangebracht. George Braun vertelt dit in zijn voorwoord
aan de lezers vóórin het eerste deel, gedateerd uit Keulen 1572. „Er
behoeft geen vrees te bestaan", zoo schrijft hij ongeveer, „dat er eenig
gevaar of schade zal ontstaan voor de Christenen, omdat bij deze
gelegenheid voor het eerst de steden van hen onder het oog zullen
komen van de vijanden van de Christenheid. Om aan dat kwaad, dat
wij overigens nogal gering achtten, tegemoet te komen, hebben wij de
verschillende kleederdrachten van onderscheiden volken, zoowel van
het schoone als het minder mooie geslacht, aan de afbeeldingen van
de steden toegevoegd. Daarom zullen de zeer woeste Turken, die
gebeeldhouwde of geschilderde afbeeldingen in het geheel niet kunnen
verdragen, nooit dit werk toelaten, zelfs al zou het hun van het grootste
voordeel zijn!"
c Guiceiardini's beschrijving van de Nederlanden.
Wil het stedenboek van Braun en Hogenberg alle steden der aarde
afbeelden, in Guicciardini's beschrijving der Nederlanden werd ons het
eerste werk geschonken, dat speciaal aan de Nederlandsche gewesten
en steden is gewijd. Het boek heeft groote opgang gemaakt. Tusschen
1567 en 1660 zagen niet minder 25 uitgaven het licht, waarvan 8 met
Fransche, 7 met Latijnsche, 5 met Nederlandsche, 3 met Italiaansche
en 2 met Duitsche tekst. En het boek verdiende deze roep ten volle.
Nog in 1878 schrijft de geschiedschrijver R. Fruin: „Onder de bronnen,
die een vroegeren toestand van ons land beschrijven, komt aan de
Italiaansche beschrijving van Lodovico Guicciardini een eereplaats toe,
wegens haar volledigheid en nauwkeurigheid. Wie de Zeventien pro
vinciën wil kennen, gelijk zij bij het uitbreken van den opstand tegen
Spanje waren en gelijk zij in den loop der troebelen zijn geworden,
kan nergens beter en overvloediger inlichting vinden dan in genoemd
werk. Het heeft een menigte uitgaven beleefd, die doorgaans niet met
43
onderscheid, maar zooals het toeval wil gebruikt worden, omdat haar
onderling verschil niet genoeg wordt gekend."'1)
In hetzelfde jaar, toen prof. Fruin deze woorden neerschreef, werd
aan zijn bezwaar tegemoet gekomen. Toen, dus in 1878, verscheen de
voortreffelijke bibliografische studie van P. A. M. Boele van Hensbroek.2)
Hier wordt ons in chronologische volgorde een nauwkeurige beschrijving
van alle 25 uitgaven gegeven met vermelding van titelbladen, voor
woord en wijzigingen in de tekst en met opgave van de kaarten en
platen van gewesten en steden, die in de verschillende edities worden
aangetroffen. Aan het slot geeft hij in tabelvorm een overzicht van
kaarten en platen, zoodat men met behulp hiervan kan nagaan in welke
uitgaven van een bepaalde stad kaarten of afbeeldingen voorkomen.3)
Voor ons doel, de dateering van de plattegronden, is het noodig
te weten, in welke uitgave voor de eerste maal een bepaalde platte
grond van een stad opgenomen is en ook wanneer zulk een kaart
door een andere is vervangen. Boele zegt nu wèl, dat van een stad
een kaart is opgenomen, maar van de kaarten zélf geeft hij geen
beschrijvingen. Om hierin een goed inzicht te verkrijgen geef ik als
bijlage 3 bij dit artikel een lijst van de Noord-Nederlandsche platte
gronden in de verschillende uitgaven voorkomende.4) Ik ben hierbij af
geweken van de strikt chronologische beschrijving, zooals deze door
Boele was gegeven, en heb de 25 uitgaven in een zestal groepen
onderverdeeld, waarvan de uitgaven ten aanzien van de platen ver
wantschap vertoonen.
De eerste groep (A.) zijn de drie folio-uitgaven, die in 1567 en
1568 bij Willem Sylvius te Antwerpen het licht zagen. In deze uit
gaven bevinden zich slechts weinig afbeeldingen in houtsnede van
steden, de meeste Zuid-Nederlandsche, Van de Noord-Nederlandsche
steden zijn slechts vertegenwoordigd 's-Hertogenbosch door een pro
spect, dat een soortgelijke afbeelding is, als wij reeds in het eerste deel
van het stedenboek van Braun en Hogenberg aantroffen, en Amsterdam
door een plattegrond, die weer kennelijk een navolging van Cornelis
Anthonisz vogelvlucht-opname is. Van andere Noord-Nederlandsche
steden had de uitgever blijkbaar geen ejrkele afbeelding kunnen be
machtigen.
'1 GUICCIARDINI'S beschrijving der Nederlanden (1878). Verspreide geschriften,
deel VII (1903), blz. 193-203.
De volledige titel wordt aan het hoofd van biilage 3 gegeven. Voor het hier
volgende is voortdurend van BOELE'S studie gebruik gemaakt.
3) In deze tabel is blijkbaar door een abuis Nijmegen uitgevallen.
4) De volledige titels ter documentatie van hetgeen hier volgt vindt men in
deze bijlage 3.