28
3°. de verhuisbiljetten ouder dan 10 jaar, mits registers van
ingekomen en vertrokken personen aanwezig zijn;
4°. de stembiljetten van vorige verkiezingen;
5°. de dossiers betreffende onderstandsdomicilie van armen van
vóór 1900;
6°. de mutatiestaten van dienstplichtigen, briefwisseling betref
fende nummerverwisselaars met remplagantenkantoren, zoogenaamde
zielverkoopers, en andere militiestukken, behalve de inschrijvings
registers, alphabetische naamlijsten en lotingsregisters;
7°. de magazijnboeken en facturen der vorige distributieperiode.
Voor vernietiging in aanmerking komende stukken, waarvan ten
tijde van de archiefordening de termijn voor vernietiging vereischt,
nog niet is verstreken, komen m.i. nimmer voor opneming in een
inventaris in aanmerking. Zij moeten niet als archiefstukken worden be
schouwd, doch kunnen 't beste als stukken met verlengden admini-
stratieduur worden aangemerkt.
Tot slot nog eenige cijfers van in de provincie Noord-Brabant
door de provinciale archiefinspectie vernietigde archieven:
In Eindhoven, waar 't archief in de jaren 1930 tot 1940 groeide
van 430 tot 610 strekkende meter, dus met 180 meter vermeerderde
in 10 jaren tijds, werden in de jaren 1935 tot en met 1938 vernietigd
circa 100 strekkende meter. In Tilburg werden qp 308 strekkenden
meter, in 1930 aanwezig, in de jaren 1935 tot en met 1937 circa loO
strekkende meter vernietigd. In Roosendaal werden op 140 strekkenden
meter archief, in de jaren 1930 tot heden circa 80 strekkende meter
opgeruimd. Te Breda werd 't distributie-archief van den kring Breda
uit de vorige distributieperiode in 1934 teruggebracht van 40 strek
kenden meter tot 10.
De lijsten van voor vernietiging in aanmerking komende stukken
zijn slechts een leidraad. Niet alle stukken, daarop voorkomend, be
hoeven derhalve vernietigd te worden. Zoo zonder ik steeds uit de
op de gemeentelijke lijst onder hoofdstuk II Bevolking punt 7 „Ver
klaringen omtrent personen" te rangschikken overlijdensverklaringen.
Immers uit geen ander gegeven blijkt aan welke oorzaak een bepaald
persoon overleden is, daar de sterftestatistiek wel vermeldt hoeveel
personen uit iedere gemeente aan een bepaalde oorzaak stierven,
maar niet wie. Ook bewaar ik in gemeenten met overwegend land
bouwende bevolking de vragenlijsten en landbouwverslagen op soort
gelijke overwegingen.
29
Bijdrage tot de dateering van de oudere Nederlandsche
stadsplattegronden.
I. De kaarten van Jacob van Deventer. Het stedenboek van Braun
en Hogenberg. Guicciardini's beschrijving van de Nederlanden.
„Historiae oculus geographia Deze woorden van Ortelius1) gelden
ook voor onze Nederlandsche steden. Wie de geschiedenis van een
gebouw, het verloop van een belegering of de ontwikkeling van een
stad beschrijft kan het niet stellen buiten de toelichting van platte
gronden en oudere stadsgezichten. Maar wil een plattegrond doel
treffend deze diensten bewijzen, dan moeten wij weten van welk
jaar het kaartbeeld, dat wij voor ons hebben, dateert.
Soms is dit geen vraagstuk. Cornelis Anthonisz' schilderij van
Amsterdam in vogelvlucht draagt het jaartal 1536, zijn houtsnede op
12 blokken het jaartal 15442), de plattegrond van Leiden gegraveerd
door Pieter Bast het jaartal 16003). Gewoonlijk kan de dateering niet
zoo gemakkelijk bepaald worden. De meeste plattegronden zijn n.l.
kopergravures, soms los uitgegeven, maar vaker afkomstig uit boek
werken zonder dat een jaartal op de kaart vermeld wordt. Wij moeten
dan voor het dateeren dus weten uit welk werk de plattegrond af
komstig is en, is dat werk vaker herdrukt, in welke uitgave van welk
jaar de kaart het eerst voorkomt.
Voor het maken van een goede beschrijving en een juiste dateering
moet men beschikken over het boekwerk, waarin de plattegrond voor
komt, of liever over een volledige reeks van de uitgaven van zulke
werken. Een meestal onvervulbare eischGeen wonder, dat de meeste
beschrijvingen te kort schieten en dat volstaan wordt met een ver
melding als „uit een der uitgaven van Guicciardini's beschrijving der
Nederlanden" of „uit den stedenatlas van Blaeu c. 1649". Zoolang een
bibliografie van deze en andere kaartboeken met gespecificeerde op
gave en beschrijving van de daarin voorkomende kaarten niet bestaat
zal men met dergelijke onvoldoende kaartbeschrijvingen, zooals deze
nu in archiefinventarissen en catalogi van topografische atlassen voor
komen, genoegen moeten nemen.
Maar zelfs al weten wij uit welke uitgave van welk boek de
Door hem aangehaald in zijn woord tot den lezer, voorafgaande aan zijn
Theatrum orbis terrarum (1570 en later).
A. E. D AlLLV. Catalogus van Amsterdamsche plattegronden (Amsterdam 1934\
nos. 27 en 30.
3) Mr. C. OVERVOORDE. Catalogus van de prentverzameling der gemeente Leiden,
deel I (Leiden 1906), no. 47.