24 Tot zoover de wettelijke regeling: thans de taak van den provin cialen inspecteur ter zake de vernietiging in gemeente- en waterschaps archieven. voor vernietiging in aanmerking komende stukken uitgegeven bij circulaire van den Minister van Binnenlandsche Zaken van 14 October 1908, aangevuld en gewijzigd in 1909. Aan de totstandkoming van deze lijst, die een alphabetische en limitatieve opsomming der ver nietigbare stukken geeft, heeft de Vereeniging van Archivarissen meegewerkt. Na veel geschrijf in de vakbladen ik trof o.a. artikelen over vernietiging van archiefstukken aan van de hand van den Rijks archivaris in Noord-Brabant, Mr. Smit, in de Gemeentestem van 28 October 1922 en van den secretaris van onze Studieclub, den heer H. Vlug, in 't Weekblad voor den Ned. Bond van Gemeenteambtenaren van 18 Augustus 1927 - stelde de Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw op 13 Februari 1928 een nieuwe lijst vast, die ditmaal was voorbereid door de zoogenaamde archiefcommissie uit - de Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten, onder voorzitterschap van Mr. Jonker, den directeur der Vereeniging, waarin naast den leider van 't Registratuurbureau, den heer Noordenbos, Prof. Mr. van Poelie alsmede eenige rijks- en gemeentearchivarissen zitting hadden. De nieuwe lijst verschilt in vele opzichten van de vorige, o.a. zij is niet alphabetisch, maar systematisch naar de onderwerpen geordend, vol gens de indeeling van den code. Daarnaast geeft zij geen limitatieve opsomming, maar een enuntiatieve. De lijst van 1928 werd ingetrokken en vervangen door een beschikking van de Ministers van Binnen landsche Zaken en van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen van 29 Februari en 15 April 1936 en in 't Decembernummer van 1939 van ons Maandblad heeft de heer Noordenbos reeds weer zijn voor nemen aangekondigd de lijst ten derde male te doen herzien. De lijst van 1936 heeft achter „gemeentearchieven" de toevoeging „dagteekenend van na 1850". Voor de waterschappen werd eerst bij beschikking van den Minister van Waterstaat van 11 Juni 1920 een lijst van voor vernieti ging in aanmerking komende stukken vastgesteld. De tot stand koming van deze lijst werd door de vergadering van Rijksarchivarissen uitgelokt. Bij toepassing van vernietiging volgens een der vastgestelde lijsten heeft de beheerder slechts ingevolge art. 6 van den Algemeenen maatregel van bestuur te zorgen, dat hij proces-verbaal der vernie tiging opmaakt, dat een omschrijving der stukken met jaartal moet bevatten. Dit proces-verbaal moet bij het archief, waaruit de ver nietigde stukken afkomstig zijn, worden opgelegd, opdat bij latere navraag zal blijken wat, wanneer en door wien vernietigd werd. In 1929 werd o.a. aan den algemeenen maatregel toegevoegd artikel 8 luidende: „ln de plaatsing op een lijst van voor vernietiging in aanmerking komende stukken of in een machtiging tot vernietiging van stukken is die tot vervreemding niet begrepen". Dit artikel is 25 toegevoegd, om te voorkomen, dat te vernietigen stukken, alvorens vernietigd te zijn, aan een papierhandelaar of een antiquair worden overgegeven, die, in plaats van ze te vernietigen, ze in den handel zou kunnen brengen, waardoor mogelijk archiefbeheerders, denkende met verdwaalde archiefstukken te doen te hebben, er toe zouden kunnen komen ze voor hun archief aan te koopen. Bij vervreemding van archiefstukken is steeds machtiging van den Minister van Onder wijs, Kunsten en Wetenschappen, den Algemeenen Rijksarchivaris ge hoord, noodzakelijk. Aan Gedeputeerde Staten wordt bij artikelen 16 en 23 der archief wet, opgedragen het toezicht op de behoorlijke uitoefening van de zorg van Burgemeester en Wethouders voor de gemeentearchieven en van de Dagelijksche Besturen der waterschappen voor de water schapsarchieven. Een algemeene maatregel van bestuur van 6 September 1919, aangevuld 15 April 1929, bepaalt dat Gedeputeerde Staten de uit oefening van dit toezicht opdragen, hetzij aan een door hen te benoemen provincialen inspecteur, hetzij aan den Rijksarchivaris in de provincie. In de praktijk zijn alleen in de provincies Zuid-Holland en Overijssel afzonderlijke inspecteurs benoemd. In alle overige provincies treedt dus de Rijksarchivaris als provinciaal inspecteur op. Ten minste eenmaal in een bepaald tijdvak bezoekt de inspecteur alle gemeente- en waterschapsarchieven in zijn provincie. In Noord- Brabant is dit tijdvak, in verband met 't groot aantal gemeenten en waterschappen, respectievelijk bedragende 151 en 219, op tien jaar gesteld. Een gemeente- of waterschapsbestuur, dat geen archivaris heeft aangesteld, doch niettemin voornemens is het naar de bewaarplaats overgebracht gedeelte van zijn archief te ordenen, geeft van dit voornemen, ingevolge art. 7 van den algemeenen maatregel van bestuur, kennis aan Gedeputeerde Staten, die zorgdragen, dat de ordening niet zonder medewerking van den provincialen inspecteur tot stand komt. Daar vernietiging van stukken deel uitmaakt van ordeningswerkzaamheden immers men zal niet naar opschriften of etiketten mogen te werk gaan, maar de stukken één voor één in handen moeten nemen alvorens men kan beoordeelen of 't opschrift juist was zal dus bij vernietiging van naar de bewaarplaats over gebrachte archiefstukken te voren de medewerking van den provin cialen inspecteur moeten worden ingeroepen. Hierdoor wordt bereikt, dat voor dit gedeelte der archieven, althans in iedere provincie, één

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1942 | | pagina 16