124 vroegen destijd de meeste aandacht, het optreden der Vereeniging kwam juist op tijd, om aan een minder juiste behandeling dier archieven, die jaren lang geregeerd had, voor goed een einde te maken. De nieuwere archieven, die der 19e en het begin der 20e eeuw, trokken toen nog geen algemeene belangstelling. Dit is in den loop der 20e eeuw, meer bepaaldelijk na den vorigen oorlog, anders geworden. Eensdeels ging men het belang dier archieven voor administratie en historie inzien, anderdeels noopte de groote in steeds toenemende omvang dier archieven tot bemoeienis daarmede. Men zag in, dat, wilde men ze naar behooren aan het nageslacht overdragen, een schifting broodnoodig was, waarbij stukken van weinig belang dienden te verdwijnen. Werd hier niet bijtijds ingegrepen, dan was het gevaar groot, dat men, door gebrek aan bergruimte genoopt, belangrijke en onbelangrijke stukken te zamen ging opruimen. Op dit gebied nu heeft onze Vereeniging in de laatste jaren een nieuw arbeidsveld gezocht en gevonden. Zij heeft het vraagstuk der nieuwere archieven, dat ook in het buitenland algemeen de aandacht begint te trekken, in studie genomen, en een van haar eerste daden is, zooals U allen weet, de instelling eener permanente Commissie geweest, bestaande uit rijks-, gemeente- en waterschapsarchivarissen, die adviezen inzake vernietiging van nieuwere archieven verstrekt. Die Commissie zal mate riaal verzamelen en ervaringen opdoen, die aan de bereiking van het geschetste einddoel, nl. deze archieven, in het belang van administratie en historie beide, zoo doeltreffend mogelijk aan het nageslacht over te dragen, ten goede zullen komen. De daden dezer Commissie wachten wij met groote belangstelling af. Met de instelling dezer Commissie is echter slechts een eerste stap gedaan. Op de voor treffelijke inleiding, die Jhr. mr. D. P. M. Graswinckel op de vorige algemeene vergadering over de nieuwere Rijksarchieven gehouden heeft, moet iets dergelijks over de nieuwere Gemeentearchieven volgen. En dan is er nog de nieuwe druk der Handleiding, die een geheel nieuwe uitgave kan worden, waarin ook aan de nieuwere archieven speciale aandacht gewijd zal zijn. Het is goed, dat onze Vereeniging ook in dezen tijd doeleinden van wijdere strekking nastreeft. Dit kan er toe bijdragen boven de moeilijkheden van den dag uit te komen. Immers de algemeene toestand, waarin het Nederlandsche archiefwezen op het oogenblik verkeert, kan niet in alle opzichten bevredigend genoemd worden. Bijzonder zwaar zijn de archieven na 1930 door de crisis getroffen. Vacatures bleven jarenlang onvervuld, hoewel het aantal ambtenaren, dat bij dezen tak van overheidszorg werkzaam is, niet anders dan bescheiden genoemd kan worden; noodzakelijke uitbreiding van personeel bleef 125 achterwege. Het voornaamste deel van het ambtswerk, de ordening en beschrijving der archieven, geraakte daardoor in het gedrang. In de laatste jaren namen bovendien, door de alom ontwaakte belang stelling in genealogische aangelegenheden, de inlichtingen enorm toe; in de toekomst is hier zelfs nog een stijging te verwachten. Meer dan een ambtgenoot mij zelf bijv. gaat het zoo -kan op het oogenblik niet veel meer doen dan in dit deel van zijn taak, zoo goed en zoo kwaad ais het gaat, voorzien. Natuurlijk en gelukkig zijn er ook uitzonderingen; onze ambtgenoote te Zutfen wist nog een inventaris van haar archief te publiceerenmaar over 't algemeen is de inlichtingendienst thans zwaar, en het beschikbare personeel in aanmerking genomen, te zwaar belast. De „Sibbekundigen" hebben gemeend, aan den kant der archivarissen onwil om hen te helpen te moeten constateeren bij velen onzer overheerscht veeleer oprecht leedwezen om het feit, dat zij door de vele inlichtingen niet meer aan het voornaamste deel van hun taak, dat de voorgangers tot zulk een hoogte hebben weten te verheffen, toekomen. Juist dit voor naamste deel, het ordenen en beschrijven der archieven, zal aan een verdiepte genealogie bijzonder ten goede komen. Moge er spoedig een oplossing gevonden worden, die den archivaris tot dit deel van hun taak terug leidt. Dit zou het schoonste geschenk bij dit gouden jubileum zijn! Werden de archivarissen in gebreke gesteld, dan heeft ook een ander geluid geklonken. Niet dat zij geprezen werden, maar hun arbeidsveld en persoon werd m. i. zeer juist aangevoeld aan een zijde, waar men het niet aanstonds verwacht zou hebben. Het aan Beheers- documentatie gewijde Meinummer 1941 der Mededeelingen van het Nederlandsch Instituut voor Efficiency en van het Nederlandsche Instituut voor Documentatie en Registratuur, bevatte o. a. een artikel over „Het personeel van het archief" van de hand van den bekenden psychotechnicus Dr. F. Kuiper en den heer A. Steenhuizen. Natuurlijk neemt de psychotechniek in dit stuk een belangrijke plaats in, en ook is in de eerste plaats gedacht aan archivarissen, wij zouden zeggen, „registratoren", van moderne „bedrijven", toch komen er beschouwingen in voor, die het m. i. verdienen ook in onzen kring bekend te worden. Laat ik enkele zinsneden aanhalen. „In het archief worden handelingen, die reeds indertijd geschied zijn, uitgespreid in de ruimte. Het is een in letterlijken zin overzichtelijk ge worden stuk geschiedenis In het archief werkt een naar het verleden gerichte tendentie Wat vroeger actueel was, wordt hier gecatalogiseerd. Praeadviezen van vóór- en tegenstanders van een bepaald project liggen vreedzaam in hetzelfde dossier. De span-

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1941 | | pagina 8