140 Van verbetering van de positie der leden in het afgeloopen jaar kan nauwelijks gesproken worden. Alleen de heer W. J. van Hoboken is zoo gelukkig geweest door zijn aanstelling op arbeidscontract bij de Gemeente Amsterdam eenige hoop voor de toekomst op te doen. De voorzitter brengt vervolgens ter sprake punt 4 der agenda waarbij de penningmeester volgens het Reglement aan de beurt is om af te treden. De heer Wiersum en de heer De Bussy zijn n.l. eiden drie jaren respectievelijk als voorzitter en penningmeester in functie. Volgens art. 8 van het Reglement mag niet meer dan één bestuurslid tegelijk aftreden en blijft het oudste bestuurslid in jaren nog een jaar aan. Daar de heer Wiersum echter aandringt om van zijn zware taak ontheven te worden, en de heer De Bussy bereid is gevonden als jongere dezen last van zijn collega over te nemen wordt de vergadering verzocht den voorzitter dispensatie te ver eenen van de overtreding van het Reglement. Daartoe wordt bij de behandeling van het desbetreffende punt door de vergadering, zij het met leedwezen, besloten. De heer Van 't Hoff wordt daarna bij acclamatie tot opvolger van den penningmeester benoemd. Hetzelfde enthousiasme heerscht bij het voorstel om den heer De Bussy nogmaals voor drie jaar aan te stellen tot afgevaardigde der afdeeling in het bestuur van de Ver. van Archivarissen. De penningmeester brengt verslag uit over de financiën der atdeehng. Hij merkt op, dat ditmaal f2.50 in rekening gebracht moest worden voor herhaalde aanmaningen om de contributie te voldoen. Na goedkeuring der rekening door Mej. Beiidals en den heer Baert de la Faille wordt hij van zijn beheer gedechargeerd. Bij de rondvraag verblijdt de heer Van 't Hoff de vergadering met een mededeeling over den archief-gids. Bij de commissie zijn nu werkelijk een reeks overzichten binnengekomen; de in gebreke gebleven archivarissen kunnen nog tot 1 October hun gegevens inzenden, daarna zal worden overgegaan tot publiceering van het aanwezige materiaal. Tot slot bedankt de heer De Bussy den voorzitter, die de eerste is in wiens persoon de Gemeente- en Waterschapsarchivarissen ver tegenwoordigd zijn, voor diens waakzame zorgen voor de belangen der afdeeling en wordt de vergadering gesloten. 141 In memoriam J. de HuIIu. 12 December 1864 20 November 1940. Den 20en November van het voorgaande jaar overleed te Cadzand Dr. de Hullu, oud-archivaris aan het Algemeen Rijksarchief. De Hullu, een der oudste leden van de Vereeniging van Archivarissen, was voor de meesten van ons een onbekende. Tijdens zijn ambtsjaren bezocht hij uiterst zelden de jaarvergaderingen en na zijn aftreden in 1924 als rijksarchivaris had hij vrijwel alle banden met den kring van archiva rissen verbroken. Aan het verzoek van de redactie mijn ouderen vriend, naast wien ik van 1914—1924 aan het Algemeen Rijksarchief werkzaam was, in dit blad te willen herdenken, geef ik gaarne gehoor. Johannes de Hullu stamde uit een Hugenootsch geslacht, dat om het eind van de 17e eeuw uit Hullu(ch) nabij Rijsei naar Zeeuwsch- Vlaanderen uitgeweken was en reeds in de 18e eeuw tot de gezeten landbouwersfamilies van deze streek behoord had. Na het gymnasium te Middelburg gevolgd te hebben, bezocht hij van 1884-1892 de academie te Leiden, waar hij 26 Februari 1892 promoveerde op een dissertatie, getiteld „Bijdrage tot de geschiedenis van het Utrechtsche schisma". Het onderwerp, dat hem door Mr. S. Muller Fzn. aan de hand was gedaan, vorderde geen belangrijk critisch bronnenonderzoek, noch uitvoerige historische onderzoekingen, maar De Hullu's werk heeft toch bijzondere verdiensten om de nauwkeurige bewerking van de ge gevens, die in zijn tijd voor het onderzoek in aanmerking kwamen en is daarom ook thans nog van waarde. De keuze van het onderwerp wees er op, in welke richting De Hullu zijn toekomst zocht. Hij had zich daarbij laten leiden - schreef hij in zijn voorrede „door den raad van zijn promotor een stof te nemen, die gelegenheid gaf tot archiefonderzoek". Fruin en De Hullu zagen blijkbaar zijn toekomstige loopbaan bij het archiefwezen. Voor het onderwijs was De Hullu inderdaad, zooals na een enkele proef ook duidelijk bleek, weinig geschikt. Het geluk wilde, dat De Hullu reeds in 1893 Dr. I. J. le Cosquino de Bussy als archivaris in Deventer kon opvolgen. Het ambt werd voor hem geen teleurstelling; zijn historische belangstelling en zijn buiten gewone zin voor orde vonden bevrediging in zijn werk. Veel archief werk werd blijkens zijn archiefverslagen in de volgende jaren door hem verricht. Hij hield zich verder bezig met de uitgave van nieuwe

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1941 | | pagina 17