104 105 het publiceeren der archieven stonden wij bij onze Oosterburen achter. Daar bestond de goede gewoonte om den archiefambtenaar in den namiddag vrij te geven voor eigen wetenschappelijk werk, terwijl bovendien de bronnenpublicaties als ambtelijke bezigheden beschouwd werden. In Nèderland werd dit werk gerekend tot de „eere- taak" van den archivaris, terwijl de ordening zelfs al zijn werkdag vulde. Wellicht ne men wij dit goede van de Duitsche archiefpraktijk over. De door Dr. VOLLMER aangekondigde ruil van archivaliën geschiedt op het be ginsel van de herkomst, wat de Duitscher „Provenierungsprinzip" (sic!) noemt en de Franschman „Respect des fonds", al heeft de laatste dit principe weinig toegepast. Tusschen Nederland en Pruisen is in 1926 al zoo'n ruilovereenkomst gesloten. Geweldige vrachten het gaat hier werkelijk om karladingen! zijn toen de grenzen gepasseerd. Vooral Arnhem en Maastricht hebben toen geprofiteerd. In Dus- seldorf berustte namelijk veel van de oude Geldersche archieven. De Rijksarchiefbe- waarplaats in Limburg ontving toen o.a. het waardevolle archief van de Duitsche Ridderorde, betreffende het kasteel Aldenbiezen en de Maastrichtsche Commanderij Nieuwe Biezen, voor de stadsgeschiedenis van zoo groot belang. Het omvatte een drieduizend origineele oorkonden. Veel wat betrekking had op kloosters en kerkelijke instellingen in het Rijnland werd onzerzijds toen afgestaan. Van veel grooter beteekenis moet wel de thans aan de orde gestelde archieven- ruil worden, omdat Frankrijk en België er bij betrokken zijn. Het is juist de Fransche tijd geweest, die de archieven van het tegenwoordige Limburg uit hun rust van eeuwen heeft opgejaagd, en avontuurlijke tochten doen ondernemen. Maastricht en 'n deel van Limburg is namelijk niet drie jaar, zooals de rest van ons vaderland, maar twin tig jaar lang bij Frankrijk ingelijfd geweest. Bij de nadering der Fransche republikeinen werden vele archiefverzamelingen, vooral van de kloosters, in veiligheid gevoerd naar Duitschland. Op deze wijze raakte bijvoorbeeld het archief van de Duitsche Ridderorde in Dusseldorf. Ook de archieven van het Overkwartier van Gelder, het tegenwoordige midden-Limburg, gingen denzelf den weg, maar deze zijn over Würzburg en Lintz in Weenen terecht gekomen. Toen Oostenrijk verslagen was en gedwongen tot den vrede van Campo Formio in 1797, moesten deze archieven naar Parijs gebracht worden. Maar toen Napoleon verslagen was in 1814, kwamen zij weer naar de Nederlanden en werden opgeslagen in het Nederlandsch archief te Brussel. De scheuring der Nederlanden in 1830 had de consequentie moeten meebrengen, dat ook de archivalia verdeeld werden. Hieromtrent is ook vaak onderhandeld maar, zooals gewoonlijk wanneer het om samenwerking gaat tusschen Nederland en België, zonder resultaat. En zoo moeten een massa archieven, die wel Brussel maar nooit onzen staat bereikten, thans hun reis voortzetten naar de plek van herkomst. Van grooter gewicht is het aantal dat in Parijs achterbleef, want, belandden de bovengenoemde langs een omweg via Weenen in Parijs, de overgroote meerderheid is daar stelselmatig naar toe gesleept De Fransche legers werden op den voet ge volgd door vaklieden met een fijnen neus, dien ze niet alleen in onze kerken en mu sea staken maar ook in onze archieven. Het werd een ware revolutie. De schifting leidde vooreerst tot vernietiging van geweldige massa's papier. Vervolgens bleven alle stukken, die betrekking hadden op de in beslag genomen kerkelijke goederen en adel lijke bezittingen, ter plaatse. Maar alles wat „d'importance historique" was, eenige waarde had voor de geschiedenis, verhuisde naar Parijs. De maatstaf was dus wat de Bibliothèque Nationale waardig was! De vrede van Parijs verplichte Frankrijk tot teruggave. Na de „honderd dagen", den kortstondigen terugkeer van Napoleon in 1815, werd deze verplichting nog eens scherper geaccordeerd, doch de Fransche ambtenaren worden nog steeds geprezen om de vaderlandslievende wijze, waarop zij door een „eervol" bedrog bij de uitlevering de waardevolste dingen hebben weten achter te houden. Het zijn deze archivalia vooral, waarover het thans gaat. Volgens opgave van den rijksarchivaris HABETS in 1888 berustten in Parijs alleen al van het St. Servaaskapittel te Maastricht honderd zeven en dertig oorkonden van keizers, bullen van Pausen, brieven van de Staten Generaal enz. enz., verder charters van de reguliere kanunnieken van St. Antonius, van het vermaarde klooster der Witte- vrouwen enz. Doch het zal niemand verwonderen, wanneer er nog veel meer op Fran- schen bodem aangetroffen wordt en met belangstelling mogen we de verrichtingen der zestien archivarissen gadeslaan, die in Parijs op zoek zijn ter voorbereiding van den ruil. Slaan wij de Belgische inventarissen op, dan zien wij daar, bijv. in den inven taris der kerkelijke archieven van Brabant van ALFRED D'HOOP, een honderd dertig pagina's druks betreffende de Limburgsche kloosters. De proostdij van Meerssen prijLt op deze lijsten met 710 nummers, waaronder de stichtingsoorkonden van het jaar 968! De adellijke vrouwenabdij van Thorn de vorstin-abdisse van Thorn was lid van den rijksdag met 474 nummers. Hieronder bevindt zich de stichtingsacte naar copie uit het jaar 992. Nagenoeg alle Limburgsche plaatsen zijn op deze lijst vertegen woordigd. Ten slotte bevinden zich nog een aantal waardevolle archivalia te Hasselt, onder meer het oudste Maastrichtsche „burgerboek" uit het jaar 1368. Daartegenover zal het Rijksarchiefdepót in Limburg heel wat archivalia aan België moeten afstaan, voornamelijk betrekking hebbende op Belgisch Limburg. De beide provincies Limburg hebben immers gedurende den Franschen tijd te zamen het Depar tement der Nedermaas gevormd onder de hoofdstad Maastricht, zoodat de archieven van deze plaatsen, die niet uitverkoren waren voor de Parijsche Nationale Bibliotheek, in de hoofdplaats van het departement terecht gekomen zijn, en daar in 1839 zijn ge bleven. Uit dit beknopte overzicht kan men opmaken van hoe groot belang en verstrek kende gevolgen het zijn zal, wanneer deze ruilhandel, die met Pruisen zooveel succes heeft gehad alleen de adelsarchieven zijn toen buiten behandeling gebleven verwezenlijkt gaat worden tusschen Nederland, Frankrijk en België. Niet all een de boeken hebben hun lotgevallen volgens het bekend „habent sua fata libel li", maar zelfs de lijvige dossiers- van onze overoude publiekrechtelijke instel lingen blijven niet onberoerd door de groote politieke gebeurtenissen. Zij gaan als vele andere cultuurgoederen in vlammen op, zij zwerven dakloos door een werelddeel. Zij worden ook geroofd en als menschen verblijven zij jaren in ballingschap om op een keerpunt der historie weer terug te keeren, waar ze thuis hooren. Wanneer de op handen zijnde repatrieering dezer archivalia aanleiding wordt tot verhoogde studiebelangstelling voor Limburgs geschiedenis, is er reden om ons over deze ordening, waaraan geen revanche doch een wetenschappelijk beginsel ten grond slag ligt, te verheugen." Gemeente en wa ter s c h a p s a r c h i e v e n. Alblasserd am. In de oorlogsdagen verbrandde de dorpskern. Hierbij ging het schilderachtige in 1937 gerestaureerde Waardhuis van de Neder-waard nabij de sluis verloren. Ook het raadhuisje brandde geheel uit. De archieven van de Neder- waard zijn daarbij verloren gegaan, evenals een deel van die van de gemeente. De in de Voorloopige Lijst vemelde 17de eeuwsche gevel bleef juist gespaard. Verslag van de Mounumentencommissie voor Zuid-Holland (bij besluit van Ged. Staten d.d. 3 September 1940 opgeheven). Nederlandsch Archievenblad 19401941 8

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1941 | | pagina 25