9
Toespraak van den Voorzitter.
8
tot leden Mr. S. j. Fockema Andreae, Dr. A. L. Heerma van Voss,
Dr. W. Moll en Dr. G. W. A. Panhuysen, terwijl de heer C. G. H. Bloemen
op zal treden als secretaris met adviseerende stem.
In aansluiting hierop houdt Jhr. Mr. D. P. M. Graswinckel een
inleiding over de practijk der vernietiging. Op verzoek van den voor
zitter belooft spreker dit te publiceeren in het Archievenblad.
Dr. C. C. D. Ebell, op wiens initiatief artikel 5 in de archiefwet
is opgenomen, geeft een overzicht van de tot standkoming van de
regeling der vernietiging. Hij betuigt zijn instemming met het instellen
van deze commissie en met de richtlijnen door Jhr. Graswinckel
aangegeven.
Dr. Vollmer licht toe, hoe de werkwijze in dezen in Pruisen is
en verklaart zich bereid dit nader in het Archievenblad uiteen te
zetten.
Jhr. Mr. H. J. L. Th. van Rheineck Leyssius geeft de commissie
den raad voorlichting te zoeken bij deskundigen op allerlei gebied,
opdat de zaak van verschillende kanten bekeken kan worden.
Drs. R. D. Baart de la Faille vraagt tot wien men zich in de
practijk moet wenden en hoe de gang van zaken zal zijn. Tenslotte
stelt mejuffrouw Dr. G. H. Kurtz nog een vraag over de bewaring
der V. V. V. stukken, zoolang de vernietigingstermijn niet verstreken is.
Naar aanleiding van een door hem in zijn jaarverslag gemaakte
opmerking over de circulaire van het Departement van Sociale Zaken
van 24 Juli 1940 vraagt de voorzitter den aanwezigen, die ervaring
hebben op dit gebied, hiervan iets te willen vertellen.
De heer Baart de la Faille deelt mede, dat aan het Rijksarchief
te Haarlem de ordening van waterschapsarchieven door werkloos
kantoorpersoneel een groot succes is geworden. Reeds zijn 70 archiefjes
in 4'/2 jaar tijds geordend.
Dr. Heerma van Voss heeft te dezer zake een rapport uitgebracht
aan Gedeputeerde Staten. Zijn meening is, dat de provinciale inspec
teurs ingeschakeld moeten worden, daar er gevaar schuilt in de be
handeling van archieven door ondeskundigen, wanneer er geen toe
zicht is, zooals in Haarlem.
De heer G. J. de Goede wijst er op, dat de benoeming van
streekarchivarissen nuttig kan zijn, Hij meent, dat hier voor de
Vereeniging een taak ligt.
De voorzitter betreurt het, dat met deze circulaire de werklooze
tweede klassers niet te bereiken zijn. Hij stelt voor, dat het bestuur
in dezen een initiatief neemt.
Bij de rondvraag verzoekt Mr. A. le Cosquino de Bussy het bestuur
te willen zorgen, dat oproepingen van sollicitanten beter bekend worden.
Mr. A. R. M, Mommers en de heer E. j. Th. A. M. van Emstede
doen mededeelingen over het examen voor registrator en over be
volkingsonderzoek.
Tenslotte wordt nog Mr. H. G. Hazewinkel herbenoemd als redac
teur van het Archievenblad.
Na de pauze geeft de heer K. Hijmans, directeur van de N.V.
„A.H.O. Algemeene Handelsonderneming te Amsterdam, een belang
wekkende uiteenzetting over en een demonstratie van de mogelijk
heden van de micro-fotocopie voor de archieven.
Te 5.45 wordt de vergadering gesloten.
Als een wervelwind is de oorlog over ons vaderland gegaan,
helaas niet onberoerd latend wat ons uit hoofde van ons werk dier
baar is. Zag Rotterdam zijn archief, ook dat van Schieland, gespaard,
Middelburg werd zwaar getroffen. Het gemeentearchief ging geheel
verloren, het Rijksarchief leed ernstige verliezen. Onzen ambtgenoot
in dienst der gemeente werd aldus de grondslag van zijn werk, dat
hij gedurende een reeks van jaren met zooveel liefde en succes
verricht had, ontnomen. De Rijksarchivaris werd ook als particulier
getroffen zijn huis en roerende have gingen te gronde. Beiden ver
tolken wij ons innig medegevoel. Onnoodig te zeggen, dat het ons
allen een groote voldoening zal zijn, straks door een daad te mogen
toonen hoezeer hun lot ons ter harte is gegaan.
Het voortduren van den oorlogstoestand maakt de lotgevallen
der aan onze zorgen toevertrouwde verzamelingen volstrekt onzeker.
Met voldoening mag in dit verband worden vastgesteld, dat, naar
uit bekendmakingen van de bezettende macht viel af te leiden, ook
de archieven haar bijzondere bescherming genieten. Ook de „Leiter
des Deutschen Archivamtes in den Niederlanden" verklaarde in zijn
U allen bekenden brief van 11 Juli 1940 aan het Departement van
Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen als zijn speciale taak o. m.
de bescherming der archieven tegen oorlogsgevaar te beschouwen.
Met groote erkentelijkheid kan verder worden vermeld, dat, dank
zij de bemoeiingen van den Inspecteur Kunstbescherming, de Regeering
financieelen steun heeft verleend ter bevordering van een veiliger
bewaring van een vijftal oude gemeente-archieven, t.w. die van Goes,
s-Hertogenbosch, Kampen, Nijmegen en Schoonhoven. Bij de enkele
gevallen van mogelijken nieuwbouw en betere personeelsbezetting.