54 55 onze voortreffelijke geelgieters, houtsnijders, ontwerpers van trijp- en damastpatronen, tuinontwerpers, steenhouwers. Zoo ook kennen wij nauwelijks enkele namen van meubelmakers. Wij weten niet o met eemge der vele bij name bekende schrijnwerkers en beeldhouwers in hout ook gebruiksmeubels hebben vervaardigd of daaraan hebben medegewerkt. Detailkennis ontbreekt ons ten eenenmale. En zonder detailkennis kan men wel vermoedens uitspreken, maar zelden bewijzen daarvoor aanvoeren. Wanneer eenmaal voldoende detailkennis vergaard zal zijn, zullen allerlei nog onop- geloste vragen bestudeerd kunnen worden, als daar zijn: de verhouding tusschen het Nederlandsche en het Engelsche meubel sinds de tweede helft der 17de eeuw; die tusschen het Nederlandsche en het Fransche en Italiaansche meubel sinds de renaissance; die tusschen het Noord- en het Zuid-Nederlandsche (Vlaamsche) meubel; de invloed van het Nederlandsche meubel in het artistieke uitstralingsgebied langs onze oostgrenzen en langs de Oostelijke Noordzeekusten, tot misschien in Scandinavië; de ontwikkeiing van provinciale en locale typen; de invoer van buitenlandsche en de uitvoer van Nederlandsche meubels; de koloniale varianten van Nederlandsche typen. Met het noteeren van bruikbare gegevens, voorkomend in 'publicaties aan andere onderwerpen gewijd, kan zeer langzaam wel iets worden bijeengebracht, dat een grond slag kan vormen voor onderzoek; eenige van ondergeteekenden hebben daarmede een aanvang gemaakt. Maar afgezien van den langen duur van zulk een van toevalligheden afhankelijken opbouw, is de kans groot, dat onder de aldus vergaarde verspreide ge gevens vele van ondergeschikt belang zijn, waardoor te veel nadruk dreigt gelegd te worden op onbelangrijke personen en onbelangrijke feiten. Een bruikbare grondslag voor dieper onderzoek kan echter tamelijk snel worden verkregen, wanneer allen, die bij hun onderzoekingen van allerlei aard vaak gegevens over meubels moeten tegenkomen, die gegevens op een centrale plaats doen bijeen komen, waar zij worden gesorteerd, zoodra dat mogelijk is op hun beteekenis getoetst, en ten slotte: gereed gemaakt om wetenschappelijk te worden verwerkt. Voor een diepere studie van het meubel hebben waarde: 1. Inventarissen van belangrijke boedels (in notarieele en schepen-protocollen; familie- en huisarchieven); 2. Rekeningen en kwijtingen voor geleverde meubels (familie- en huisarchieven, archieven van openbare lichamen en stichtingen); 3. Vermeldingen van meubelmakers of meubelhandelaars in acten van allerlei aard (in notarieele en schepen-protocollen; doop-, trouw- en begraafboeken; burger- boeken; familiearchieven); 4. Ambtelijke correspondentie der Oost- en Westindische Compagnieën; 5. Uildearchieven. De inventarissen geven ons de oude benamingen van bepaalde meubeltypen soms zekere gegevens over ouderdom en locale herkomst van nog bewaarde meubels in familiebezit. De rekeningen leeren ons de prijzen van meubels, brengen bepaalde meubelmakers en data in verband met nog aan te wijzen meubels (in raadhuizen, regentenkamers, familiebezit). De vermeldingen in acten geven ons levensbijzonderheden over de meubelmakers, over hun welvaart (dus: hun aanzien in hun beroep), over in- en uitvoer, over prijzen (processen). In de correspondentie der Compagnieën kunnen gegevens schuilen over ingevoerde koloniale houtsoorten voor plakwerk, over ingevoerde -siermeubels (uit japan en China). Aan de beteekenis der gilde-archieven zal niemand twijfelen. Daarom richten ondergeteekenden zich tot de archivarissen, kunsthistorici, oud heidkundigen, historici, genealogen en tot alle anderen, die bij hun arbeid met bovenge noemde bronnen in aanraking komen, met het verzoek hen behulpzaam te willen zijn bij hun pogen om betrouwbare gegevens voor de geschiedenis van het Nederlandsche meubel bijeen te brengen. De vier eerste ondergeteekenden meenen, dat de laatstondergeteekende, door zijn uit publicaties reeds gebleken groote belangstelling voor en inzicht in het onder werp, alsmede door zijn jeugdigen leeftijd, die een nog langdurige werkzaamheid waar schijnlijk maakt, van hen de meest geschikte persoon is om als centraal verzamelpunt zich nuttig te maken. Laatstondergeteekende verklaart zich daartoe bereid, en ook om aan hen, die hunnerzijds belangstelling hebben getoond door gegevens aan te brengen, inlichtingen te verstrekken op dit gebied. Ondergeteekenden noodigen U daarom uit aan laatstondergeteekende te zenden: 1. Opgave van belangrijke inventarissen en hun vindplaats; 2. Afschriften van rekeningen en kwijtingen, liefst met nauwkeurige afteekening van de handteekening van den meubelmaker; 3. Regesten van acten 4. Afschriften van op meubels of meubelhout betrekking hebbende documenten der Compagnieën, of aanwijzing van die documenten Ook zal aanwijzing van bijzondere fraaie, waarschijnlijk Nederlandsche meubelstukken, of toezending van toevallig beschikbare photo's van zulke stukken, zeer welkom zijn. C. H. DE jONGE. D. C. RÓELL G. C. SIX. A. STARING. TH. H. LUNSINGH SCHEURLEER. (Lijnbaansgracht 21611, Amsterdam C.) Corrigenda. De Heer SMIT te 's-Gravenhage verzoekt ons de volgende correctie te willen plaatsen „In het artikel over „De Weeskamers, voorkomende in de vorige af levering, is op blz. 109 (noot) een onaangename drukfout ingeslopen. Er staat n.l. 1569. In overeenstemming met den tekst leze men daar: 1544. Verder op blz. 106, r. 21 Medemblik. In het aansluitende art. in Ned. Arch. 1934/35 op blz. 84 noot 1 staat: wees kamer, lees: weeskeure; op blz. 86 r. 3. v. o. staat: van van, lees: van; op blz. 100 r. 9 gepaard, lees: gespaard: op blz. 104. r. 16 daarna, lees: daarmee." Het nut van archieven. Voor archiefkosten werd een bedrag van f 50. uitgetrokken. Iemand ordent

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1940 | | pagina 31