48
49
de verwachtingen hier te lande vermoedelijk wel te sterk gespannen zijn geweest,
dat in openbare en particuliere verzamelingen (met name bij abdijen en andere geeste
lijke instellingen) nog tal van kloosterarchieven berusten is wel zeer aannemelijk.
Zijn deze oorspronkelijk Nederlandsche archivalia in Duitsche en Belgische
archieven geraakt, grootendeels min of meer langs natuurlijken weg, nl. tengevolge
van bestuursverwikkelingen in een gemeenschappelijk verleden, die men na het ophouden
daarvan heeft nagelaten naar behooren te liquideeren, met die zich in Frankrijk be
vinden staat het anders. Wij bedoelen hierbij niet het depot te Rijsel, dat tot de
Bourgondische Nederlanden heeft behoord en tal van stukken bevat, ook voor onze
laat-middeleeuwsche geschiedenis van groot belang, die zich daarin op in archief-
oeconomisch opzicht volmaakt regelmatige wijze bevinden. Doch in de Archives
nationales te Parijs worden archivalia aangetroffen, die, evenals met schatten uit
musea en bibliotheken is geschied, tijdens de Revolutie en de heerschappij van
Napoleon, hier zijn geroofd, zonder dat het Fransche archiefwezen daarop ook maar
eenige aanspraak kan maken, en waarvan slechts een gedeelte na de Restauratie is
teruggegeven. En zoo heeft de Bibliothèque nationale de keizersoorkonden onder zich
der St. Servaasstichting te Maastricht.
Bijna honderd jaar geleden reeds werden pogingen ondernomen deze ten onrechte
uit Nederland en Nederlandsche archieven geraakte stukken terug te krijgen en aan
den anderen kant, hetgeen zich, ten onrechte, nog hier te lande bevond aan archivalia
van vreemde herkomst, terug te brengen naar de plaats, waar zij behoorden. In 1855
heeft de Belgische algemeene rijksarchivaris, de bekende GACHARD, de eerste poging
hiertoe ondernomen; hij bood een aantal in België aanwezige archiefstukken, vrnl.
betrekking hebbende op Limburg, aan Nederland aan tegen een aequivalent, doch hij
ontmoette hiervoor in het Noorden weinig steun. Sindsdien zijn deze pogingen, hetzij
van Belgische, hetzij van Nederlandsche zijde, meer dan eens herhaald, maar hoewel
men in het Zuiden den eisch van gelijk oversteken langzamerhand praktisch heeft
losgelaten, een overeenkomst hierover kwam niet tot stand. Gelukkiger verliep eenzelfde
streven met Pruisen. In 1858 ondernam de algemeene rijksarchivaris BAKHUIZEN VAN
DEN Brink een poging om het archief der in 1801 opgeheven balije van Alden Biesen
bij Maastricht, dat grootendeels in Dusseldorp werd bewaard, voor ons land terug te
krijgen teneinde het te hereenigen met het in Maastricht berustende gedeelte. Deze
poging had geen succes. Evenmin slaagden herhalingen daarvan, ook ten aanzien van
andere archivalia ondernomen. De laatstelijk in 1925 begonnen onderhandelingen echter
hadden succes; een ruilverdrag werd gesloten, waardoor het Rijksarchief in Gelderland
werd ontlast van rechterlijke archieven, afkomstig van colleges, die op tegenwoordig
Pruisisch gebied hebben gefungeerd, waartegenover Pruisen dergelijke archieven afstond
der zgn. kleefsche enclaves in Gelderland en van plaatsen in Limburg, benevens
Limburgsche kloosterarchieven (o. a. dat der bovengenoemde Balije. En hoewel Neder
land, op grond van de hierbij geldende beginselen, ook een belangrijke verzameling
charters afstond, n.l. die welke in de bekende verzameling VAN SPAEN werden be
waard en in den Franschen tijd uit de Kleefsche archieven in diens handen waren
gekomen, kan men toch wel aannemen, dat het meer kreeg dan afstond.
Aan deze liberaliteit der Pruisische regeering, uitnemend voorgelicht door de
leiding van het Staatsarchief te Düsseldorf, lagen dezelfde beginselen ten grondslag,
die ook het archiefbeheer hier te lande beheerschen, n.l de overtuiging, dat een
Zie hiervoor de uitvoerige mededeeling van dr. M. SCHOENGEN in Ned.
Archievenblad 1908/09, p. 177-226.
archief een organisch geheel is, waarvan de inhoud volgens het herkomstbeginsel
behoort te worden bijeengehouden. Slechts deze eene overweging komt zoowel bij
de plaatsing der deelen als bij die van het geheele archief in overweging tot welk
archief behoort het stuk en tot welk archiefdepot behoort dit archief. Wanneer men
zich in dezen grondregel van het archiefwezen, door Nederlandsche archivarissen voor
het eerst geformuleerd en sindsdien overal verbreid, goed indenkt, zal het duidelijk
zijn dat met archiefstukken heel anders moet worden gehandeld dan met handschriften
en kunstvoorwerpen. Daar mist men de dwingende plaatsbepaling, die in het archief
wezen, in hoofdzaak althans, (utiliteitsoverwegingen spelen tenslotte ook hier nog wel
een rol!), domineerend is. Voor de overweging van het do ut des, van het boven
genoemde streven naar een aequivalent, is hier eenvoudig geen plaats! Zooals de
voortreffelijke organisator van het Nederlandsche archiefwezen, prof. mr. R. FRUIN Th. Az.,
eens heeft geschreven voor een archief is de verwerving van één stuk, dat er in
thuis behoort, meer waard dan het bezit van tien of meer stukken, die er in misplaatst
zijn.J) Een goed archivaris vindt geen rust, niet alleen voordat hij voor zijn archief
heeft verworven hetgeen daar behoort, doch ook eer hij elders heeft ondergebracht
hetgeen ten onrechte onder zijn beheer kwam.
Past men deze eenvoudige, doch stringente overwegingen, die hier te lande
tusschen de archiefdepöts onderling sinds lang worden gevolgd, ook buiten de grenzen
algemeen toe, dan zal de thans op gang gebrachte internationale archieven-verhuizing
zonder bezwaren kunnen worden volbracht. Juist het feit, dat men in België zich niet
voldoende op dit standpunt heeft gesteld, was oorzaak van het telkens misloopen
der onderhandelingen. Want hoewel in verschillende archieven daar te lande z.g.
Fonds des Pays-Bas werden aangelegd, verzamelingen dus van stukken, voor ruil met
Nederland bestemd, kon men, belast met het streven naar een aequivalent dateerend
uit een vroegere periode, toen men archieven beschouwde als verzamelingen van
historische handschriften, niet als een organisch geheel daar nooit tot een oplossing
komen omdat men meer zou moeten geven dan men zou ontvangen. Voor de Pruisische
regeering, die de eenig juiste beginselen hierbij aanvaardde, bestonden dergelijke be
zwaren niet. En na de partieele regeling van 1926 streeft men thans, onder de ver
trouwenwekkende leiding van dr. VOLLMER, naar een algemeene ruilovereenkomst op
grond der boven uiteengezette beginselen met het ver tot eenheid gekomen Groot-
duitsche Rijk.
Dat daarbij ook de oude kwestie der archivalia in België en die in Frankrijk
uiteindelijk zal kunnen worden opgelost, kan de voldoening over de doorvoering der
juiste' beginselen van archiefbeheer ook over de landsgrenzen heen, slechts vergrooten.
(Uit N. R. Ct. 10-11-40.)
Keizerlijke oorkonden keeren terug.
Nederlandsch en Belgisch Limburg ruilen archivalia.
Het bericht omtrent ruil van archivalia tusschen Nederland, Duitschland, België
en Frankrijk, volgens beginsel van herkomst, is in wetenschappelijke kringen alhier met
bijzondere vreugde begroet. Ruil van archivalia was wel bekend; sedert 1926 geschiedde
dit reeds met het Staatsarchief van Düsseldorf en verwierf Maastricht b.v. belangrijke
stukken omtrent de Duitsche Ridders, die in het nabij gelegen Aldenbiesen en in de
vroegere Nieuwenbiesen alhier gevestigd waren.
Er bevond zich echter nog veel in vreemd bezit, als in de Nationale Bibliotheek
te Parijs, dat onbereikbaar leek, hoewel het volgens vroegere overeenkomsten naar
Ned. Archievenblad 1908''09, p. 231
Nederlandsch Archievenblad 1940—1941
4