36 middel, de micro-fotocopie, stelt U tevens in staat Uw taak van be schikbaarstelling gedurende de beveiliging, te blijven vervullen. De micro-fotocopie stelt U echter ook nog op andere wijze in staat de vervulling van Uw taak belangrijk te verbeteren en wel voor namelijk ten aanzien van de sub 1 en 3 genoemde gedeelten. U kunt Uwe verzameling aanvullen met micro-fotocopieën van stukken, welke in het bezit van andere archieven zijn en bij U ont breken of wel gemakkelijker tot uitwisseling geraken door het be zittende archief eene micro-fotocopie te verstrekken. Ge hebt stukken, die door veelvuldige inzage dusdanig geleden hebben, dat ze voor inzage niet meer in aanmerking komen en ver strekt dan eene micro-fotocopie ter inzage. Ge hebt stukken, die aan verbleeking onderhevig zijn. Alvorens ze met meer leesbaar zijn, wordt de tekst op microfilm vastgelegd. Gegadigden, die anders herhaaldelijk zouden moeten terugkomen, of elders waren, kunnen gediend worden met micro-fotocopieën of zelfs vergrootingen daarvan, tegen vergoeding der geringe kosten. Het is juist de micro-fotocopie, die dit alles mogelijk maakt ten gevolge van hare volgende kenmerken: 1) geringe kosten (de opnamen kosten nog geen cent per stuk). 2) groote opname-snelheid (ca 400 opnamen per uur). 3) geringen omvang der micro-fotocopieën, waardoor geringe benoodigde ruimte voor aanvullingen van het archief en ge makkelijker beveiliging, geringe portikosten, etc. 4) gemakkelijke bediening der apparaten door volkomen onge schoold personeel. Ik geloof U hiermede in het kort aangetoond te hebben, dat de micro-fotocopie een procédé is, dat in hooge mate en met geringe kosten ertoe kan bijdragen om de taakvervulling van den archivaris te verbeteren en te completeeren en dat eene inrichting voor micro- fotocopie daarom behoorttot de noodwendige outillage van ieder archief. Alvorens ertoe over te gaan U de apparaten en eenige voor beelden te toonen, zou ik de vraag willen stellen of het niet op den weg Uwer vereeniging zou liggen eene poging te doen de overheid te bewegen de middelen beschikbaar te stellen om de Rijks-, Provin ciale en Gemeente-archieven van installatie voor micro-fotocopieën te voorzien. 37 In memoriam J. M. Gunen. Den 12den September 1940 overleed te Oss plotseling de heer J. M. CuNEN, archivaris dier gemeente. Enkele dagen te voren had hij nog het rijksarchief te 's-Hertogenbosch bezocht om verslag van zijne nagenoeg geeindigde werkzaamheden ter gemeente-secretarie van Dongen te geven. Hij zag er slecht uit en was een nieuwen aanval van zijn kwaal juist te boven gekomen, maar daarover werd, zooals in zijn aard lag, weinig en gunstig gesproken en het oog op de toekomst gericht. Hij was gewoon persoonlijke aangelegenheden, onverschillig of die hem of anderen betroffen en vooral redenen tot eigen lof uit den weg te gaan. Johannes Marcellus Cunen was op 24 Februari 1884 te Oss ge boren. Aanvankelijk in den manufacturenhandel werkzaam, kon hij eerst op lateren leeftijd zich geheel wijden aan de wetenschap, waar voor hij blijkens zijne voorgaande latijnsche studie wel de neiging, maar niet de gelegenheid gehad had. Voornamelijk ging zijne belang stelling uit naar de historie van zijne geboortestad en van het kwar tier Maasland der voormalige meierij van 's-Hertogenbosch, waarvan hij eene vrijwel volledige verzameling van historische boeken en plaatwerken verzameld had. Zijne eerste publicaties verschenen in 1919 in het weekblad Mooi Brabant, maar het duurde tot 1923, vóór hij door regelmatige wekelijksche artikelen in de „Stad Oss onder den hoofdtitel „Uit het verleden van Oss en omgeving" bewees die bronnen met onverdroten ijver doorvorscht en in zich opgenomen te hebben. Eene logische ontwikkelingsgang bracht hem in 1928 tot het plaatselijk archief, het volgend jaar tot het rijksarchief in Noord- Brabant en zoo tot verdieping zijner studie. In 1932 verscheen als eerste publicatie van grooteren omvang zijne „Geschiedenis van Oss verbonden met, hetgeen kenmerkend is, den inventaris der gemeente lijke archieven. Sedert 5 December 1929 aan het rijksarchief als volontair verbonden, legde hij op 28 April 1934 het archiefexamen 2de klasse af en werd op 1 Juli d. a. v. tot gemeentearchivaris van Oss aangesteld. In 1936 begon hij met onverzwakten goeden moed een eigen tijdschrift „Ossensia", dat tot heden 8 afleveringen beleefde. Zijne bibliographie, samengesteld door pater V. Roefs O. Carm. bevat 232 titels. Mettertijd heeft hij zich op archeologisch en archivalisch gebied gespecialiseerd. Tot het eerste bracht hem in het bijzonder in 1933

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1940 | | pagina 22