12 meenen Rijksarchivaris een belangrijke functie was toegedacht. Zeker een bericht, dat onze belangstelling, om niet te zeggen onze nieuws gierigheid kon gaande maken. Met zekere gretigheid greep ik dan ook naar het Septembernummer van „De Nederlandsche Leeuw in de hoop daarin iets naders over genoemd Rijksbureau te vinden. Die hoop bleek ijdel; het blad zweeg in zeven talen, zoodat ook op deze plaats voorshands slechts stilzwijgen betracht kan worden. Thans tot de werkzaamheden onzer vereeniging in het afgeloopen jaar overgaande, kan ik omtrent den Archiefgids slechts mededeelen, dat beide bewerkers, de heeren Van t Hoff en Formsma, daaraan hebben voortgewerkt. Mejuffrouw M. M. Hoogenraad, die Mr. Van 't Hoff ter zijde stond, trad in het huwelijk, zoodat andere hulp gezocht zal moeten worden. Over een eventueelen herdruk of een geheel nieuwe bewerking der Handleiding kan ik U tot mijn leedwezen geen nadere mededeeling doen. Dr. S. J. Fockema Andreae was plotseling ver hinderd de bestuursvergadering, waarin dit vraagstuk met hem be sproken zou worden, bij te wonen. Beide partijen blijven in dezen natuurlijk diligent. Intusschen verscheen in de Vereenigde Staten de Engelsche vertaling der Handleiding. Voor onze voorgangers is het zeker geen geringe hulde en eer, dat die vertaling verschijnt in het land, waarin de nieuwe archieven op den voorgrond staan. Een dui delijke aanwijzing tevens, dat wat in de Handleiding is neergelegd, ook voor die archieven bruikbaar is. De samenwerking met de Studie club voor Gemeentelijke Documentatie in zake het opleiden en examineeren van aanstaande registratoren, waartoe op de vorige jaarvergadering besloten werd, kwam daadwerkelijk tot stand. Op voorstel van Uw bestuur werd de opleiding, wat het archiefgedeelte betreft, in de bevoegde handen van Dr. W. Moll, archivaris van 's-Gravenhage, gelegd, terwijl de candidaten door Mr. A. R. M. Mommers, ambtenaar bij de Provinciale Griffie in Noordbrabant, werk zaam voor de gemeente- en waterschapsarchieven in die provincie, geëxamineerd zullen worden. U zult zich herinneren, dat de voordracht, die de Algemeene Rijksarchivaris, mr. R. Biilsma, in April 1939 over het vraagstuk der nieuwe archieven in ons midden gehouden heeft, een bepaalde suggestie aan Uw bestuur bevatte. Daarover heeft het nader met Mr. Biilsma van gedachten gewisseld. Het resultaat is geweest dat, ook na overleg met ]hr. Mr. D. P. M. Graswinckel, beheerder der nieuwere archieven in het Algemeen Rijksarchief, een commissie is ontworpen, die den Algemeenen Rijksarchivaris in hem voorgelegde gevallen van vernietiging van nieuwere archieven van advies kan dienen. De samen stelling dezer commissie heeft men zich aldus gedacht, dat daarin 13 zitting zouden nemen twee Rijksarchivarissen, één gemeente-archivaris en een functionaris op de hoogte van de waterschapsarchieven. Als voorzitter zou moeten optreden Jhr. Graswinckel voornoemd, die door zijn werk het meest met nieuwere archieven in aanraking komt. In verband hiermede heeft het bestuur de heeren Dr. Heerma van Voss en Dr. Panhuysen, Rijksarchivarissen resp. in Friesland en Limburg, Dr. W. Moll, archivaris van 's-Gravenhage, en Dr. S. J. Fockema Andreae, oud-archivaris van Rijnland, gevraagd of zij in genoemde adviescommissie zitting zouden willen nemen. Allen verklaarden zich hiertoe bereid, terwijl ook Jhr. Graswinckel genegen bleek, het voor zitterschap te aanvaarden. Het secretariaat der commissie zou, met adviseerende stem, door den heer C. G. H. Bloemen, secretaris van het Algemeen Rijksarchief, waargenomen kunnen worden. Ik zou U nu willen voorstellen, hetgeen Uw bestuur in dezen verricht heeft, goed te keuren, zoodat de commissie met haar werkzaamheden kan aanvangen. Ben ik wel ingelicht dan ligt er reeds werk op haar te wachten. Het wil mij voorkomen dat de commissie een schat van gegevens en ervaring zal kunnen verzamelen, die het vraagstuk eener rationeele vernietiging zullen kunnen verhelderen en verdiepen en aldus bijdragen tot de bereiking van het doel dat onze vereeniging zich bij haar bemoeiingen met de nieuwere archieven gesteld heeft: de overlevering der 19e eeuw, voor zoover zij in de archieven van openbare lichamen haar neerslag gevonden heeft, zoo bruikbaar en doeltreffend mogelijk aan het nageslacht over te reiken. Als straks de commissie, na uw goedkeuring, geïnstalleerd zal zijn, zal Jhr. Mr. D. P. M. Graswinckel ons een en ander over de vernietiging van archieven mededeelen. Een uiteenzitting van zoo bevoegde zijde zal door ons allen ten zeerste op prijs gesteld worden. Met de instelling dezer adviescommissie is onze vereeniging nog geenszins aan het einde van haar bemoeiingen met de nieuwere archieven gekomen. Uw bestuur blijft in dezen diligent en zal voort gaan met de behandeling van onderwerpen, die met deze materie samenhangen, voor te bereiden. Daarnaast echter zijn er nog andere vraagstukken, die onze aandacht vragen. Een stukje over „Cellophaan", dat onze actieve Redacteur in de rubriek „Berichten" heeft opge nomen, heeft bij mij de vraag doen rijzen, of wij het vraagstuk der conserveering van aangetaste archivalia niet eens opnieuw door een chemicus moeten laten behandelen. Dê jaren waarin het archiefzapon opgang maakte, liggen alweer geruimen tijd achter ons en in dien tusschentijd hebben wetenschap en techniek niet stil gestaan. Een tweede vraagstuk raakt misschien de archieven nog niet aanstonds, doch wel bepaalde, zeer omvangrijke onderdeelen onzer historische

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1940 | | pagina 10