148
in het gemeenlandshuis (wel brandvrij maar) bepaald weerzinwekkend
was, is er nu niet alleen een keurig depot, maar daarnaast een
bekoorlijke werkkamer, De chaos, die vroeger heerschte (schrijver
dezes kan ervan meepraten), is door een weldadige orde vervangen.
En de publicaties, omtrent het archief (deze Inventaris) en omtrent
zijn inhoud en verblijfplaats (de geschiedenissen van Delfland en van
het gemeenlandshuis, resp. verschenen den Haag 1939 en Delft 1933),
zijn uiterlijk en innerlijk voortreffelijk verzorgd.
Het archief, om ons nu daartoe te bepalen, verdient zulk een
zorg ten volle. Het is een omvangrijke en redelijkerwijs volledige
verzameling gegevens van de verrichtingen van een belangrijke
bestuursinstelling van het oude Holland; een instelling, welker func
tioneering diep moest ingrijpen in allerlei belangen en welker admini
stratie gegevens biedt ook omtrent economische aspecten der samen
leving. Dat het vooral van belang is zoowel voor de plaatsbeschrijving
als voor de genealogie, spreekt vanzelf.
Gemakkelijk intusschen was de bewerking geenszins. Het archief
dan was volledig: maar dit beteekende, dat het bestond: uit eenige
seriën, maar vooral uit een macht van dossiers en losse stukken.
En deze losse bestanddeelen hebben het ongeluk gehad, in wanorde
te zijn geraakt. Eerst, door inwendige verplaatsingen in het gemeen
landshuis; voorts door de wel begonnen, maar niet voltooide ordening
en beschrijving door J. H. Hingman een bedenkelijk verschijnsel voor
een archief. Eindelijk door de zeer onvoldoende maatregelen, genomen
door den heer M. G. Wildeman. De huidige bewerking moest een
algeheele omwerking en nieuwe opbouw zijn. De lijnen nu voor zulk
een opbouw wezen zich niet vanzelf. De bestuursconstructie van het
oude hoogheemraadschap heeft een zekere mate van onvoldragenheid,
van halfheid, waarin de tijdgenooten zich schijnbaar wel hebben kunnen
schikken (en waaromtrent wij niet wijzer willen zijn dan zij), maar
die op den modernen beschouwer verwarrend werkt. Indien dan de
ordenaar de uit dien toestand voortgekomen archivalia in een een
voudige begripmatige ordening had willen brengen, zou het wezen
aan den schijn zijn geofferd.
Het komt ons voor, dat de gekozen oplossingen zeer gelukkig
zijn. De hoofdlijnen van de noodzakelijke onderscheidingen (tus-
schen dijkgraaf-en-hoogheemraden, hoofdingelanden, gemeenschap
van-ambachten, westambachten-oogstambachten, ambachten/sluizen-
lidmatenambachten, polders) komen goed uit; maar ze zijn niet ad
absurdum doorgevoerd en belemmeren de onderzoekingen inzake
de verschillende onderdeelen niet. Is het misplaatste eigenliefde,
indien de schrijver hier en daar overeenstemming bespeurt met zijn
149
Inventaris der oude archieven van het hoogheemraadschap van Rijnland
(1933)7 Hij vindt hierin een reden om niet uit te weiden, hetzij over
de punten van overeenstemming, hetzij over de verschillen. Zoowel
bij het een als bij het ander kon hij licht vooringenomen zijn. Liever
wil hij zeggen, dat de beschrijving in den Delflandschen inventaris
zoodanig is, dat men nimmer twijfelt over den aard en den inhoud
van het betrokken bestanddeel. De bewerksters zijn consequent ge
weest in de leer; het werk maakt den indruk van een éenheid.
Eindelijk is de Inleiding, van Mr. Dolk, een speciaal sieraad: onder
houdende zoowel als leerzame lectuur.
Hopen wij tenslotte, dat van het aldus beschreven archief van
Delfland een goed gebruik zal worden gemaakt. Dit is de beste
voldoening, die den bewerkers kan geworden.
S. FOCKEMA ANDREAE.
De in 1906 opgerichte vereeniging „De Oldenzaalsche Oudheid
kamer" bezit te Oldenzaal een eigen gebouw, legaat van mejuffrouw
G. Palthe, welk gebouw hoofdzakelijk is ingericht als museum.
Naast de daarin verzamelde oudheidkundige voorwerpen bezit zij
echter ook een aantal archivalia, voor een gedeelte eveneens van
mejuffrouw Palthe afkomstig. Haar voorvaderen vervulden verschil
lende administratieve en rechterlijke betrekkingen in Twente en hunne
nazaten hebben de daaruit afkomstige bescheiden steeds met prijzens
waardige nauwgezetheid bewaard. Hieronder moeten ook gerekend
worden de stukken, afkomstig van den bekenden Overijsselschen
rechtsgeleerde mr. j. W. Racer. Vele stukken zijn voorts afkomstig
van den verwalter plaatsvervangend) -richter en -landrentmeester
Hendrik Jan Bos, die eveneens met talrijke administraties was belast.
Tezamen met andere schenkingen, o. a. van den heer Essink, vormde
het geheel een zeer bonte verzameling die, doordat de verschillende
collecties meerendeels niet uit elkander werden gehouden en evenmin
de herkomst der stukken was genoteerd, slechts moeizaam te ont
warren was.
Nu weet ieder uit ervaring, dat de ordening en beschrijving voor
het archief van een of ander bestuurscollege welke moeilijkheden
het soms ook met zich mee kan brengen steeds een houvast
geeft, dat bij een willekeurige verzameling van „archivalia geheel
ontbreekt. De bewerker heeft er, blijkens zijn inleiding, dan ook van
afgezien, het herkomstbeginsel hier toe te passen, omdat dit slechts
De archivalia van de Oldenzaalsche Oudheidkamer, door
dr. W. j. Formsma. Z. pl. 1940.