Boekbesprekingen. 146 ARCHIEF VAN HET HUIS BERGH, TE 's-HEERENBERG. Archivaris: Mr. A. P. van Schi If gaarde (I). KONINKLIJK NEDERLAND5CH GENOOTSCHAP VOOR GESLACHT- EN WAPENKUNDE, TE 's-GRAVENHAGE. Archivaris: Mej. Mr. E. C. M, Prins (I). NEDERLANDSCH ECONOMISCH HISTORISCH ARCHIEF TE 's-GRAVENHAGE. Directeur: Prof. Dr. N. W. Posthumus. Assistente: Mej. W. van der Burg. BUREAU VAN DE COMMISSIE VOOR 's RIJKS GESCHIED KUNDIGE PUBLICATIËN. Directeur: Onderdirecteur: Dr. H. J. Smit. Wetenschappelijk assistente: Mej. H. H. P. Rijperman (II). Adjunct-commies: Mej. S. J. Wouters (II). Wetenschappelijk ambtenaar: Mej. C. E. Harmsen (II). NEDERLANDSCH INSTITUUT VOOR GESCHIEDKUNDIG EN KUNSTHISTORISCH ONDERZOEK IN ROME. Directeur: Dr. G. J. Hoogewerff. Adjunct-directeur (Archeologisch assistent): Dr. H. M. R.Leopold. Secretaris: Dr. B. M. H. Vlekke, KRIJGSGESCHIEDKUNDIG ARCHIEF VAN DEN GENERALEN STAF TE 's-GRAVENHAGE. Directeur: W. J. Arriëns, Kolonel der Infanterie b. d. BUREAU VOOR HISTORISCHE DEMOGRAFIE. N.B. Het bureau is gevestigd in het Algemeen Rijksarchief te 's-Gravenhage. Directeur.: Mr. H. M. van Fenema. 147 Inventaris van het oud-archief van het Hoogheemraadschap Delfland 1319—1853. 's-Gravenhage, Martinus Niihoff, 1940. Er verschijnen bijna geene archiefinventarissen meer. Verschil lende oorzaken werken hiertoe mede. Uitwendige verschijnselen schaarschte aan middelen en aan personeel, overvoering met ander werk. Ook inwendige verschijnselen, moeilijker na te speuren, ont breken niet. De waarde van uitgewerkte, gedrukte inventarissen schijnt minder hoog te worden gesteld dan het door de eerste gene ratie der school van Nederlandsche archivarissen geschiedde. Juist voor de groote archieven geldt het, dat men met goede voorloopige ordeningen, in geschreven inventarissen vastgelegd, wel kan volstaan: te meer, waar de onderzoeker zich toch terstond moet begeven in de indices, die wel nimmer gedrukt zullen worden, Goede redenen ongetwijfeld. Toch past hier de vraag, of de archivisten zich wel voldoende verplaatsen in de omstandigheden van die onderzoekers, die, gedwongen hunne archiefonderzoekingen zoo economisch mogelijk in te richten, zijn aangewezen op de voorbereiding ervan tehuis, in de studeerkamer, uit gedrukte gegevens. Op een tweede factor heeft indertijd Mr. Muller gewezen. Het stellen van hooge eischen aan het archiefbeschrijvingswerk maakte de voldoening eraan moeilijk zoozeer, dat men daarvan maar afzag of in den eersten aanloop bleef steken. Bij dit alles begroet men met vreugde den inventaris der archieven van het hoogheemraadschap Delfland. Dit werk was voltooid vlak voor het uitbreken van den oorlogde voorrede is gedateerd 15 April 1940. Dat nu de verschijning niet met het oog op de omstandigheden achterwege is gebleven, valt te waardeeren. Een lange geschiedenis is hiermede afgesloten. In 1926 begon de nieuwe bewerking van deze verzameling. Drie archiefambtenaressen hebben successievelijk het beschrijvingswerk verricht; men doet aan de dames Hooiberg en Chavannes geen onrecht indien men uitspreekt, dat vooral mejuffrouw L. J. Ruys het grootste deel van het werk heeft gedaan. De secretaris-rentmeester van het hoogheemraadschap, Mr. Dr. Th. F. J. A. Dolk, heeft zich steeds intensief met het archief werk bezig gehouden; de juridische ondergrond, hier vooral zeer belangrijk, is door hem gelegd en nadat mejuffrouw Ruys tot ander werk was geroepen, heeft hij den inventaris afgemaakt en de materieele verzorging doen voltooien. Het bestuur van het hoogheemraadschap eindelijk verdient hulde voor de onbekrompen wijze, waarop het dit deel van zijn taak heeft opgevat. Terwijl de oude archiefbewaarplaats

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1940 | | pagina 6