96
97
en krachtig ingrijpen in dezen dringend geboden was om aan den
chaos paal en perk te stellen, kwamen den 4en November 1580 de
gerechten van Maasland, Dorpambacht, Hodenpijl, Pijnakker, Kethel,
Hof van Delft, Vrijenban en Woudharnasch als „overvoochden" van
weduwen en weezen bijeen, „beroerende der innocenten, weduwen
ende weesen saecken, spruytende ter saecke van soberen ende
krancke toesicht ende devoir van dien". Voor het gezamenlijk gebied
werd toen een weeskeure ontworpen, die den 29en Mei 1581 door
het Hof van Holland werd geratificeerd en tot diep in de 18e eeuw
voor een gezamenlijke weeskamer dienst deed, wat niet uitsloot, dat
ieder ambacht nog een eigen nevenadministratie bijhield en zelfs een
eigen weeskist bezat. Toch omvatte de weeskamer van Hof van
Delft c.a. weldra bij lange niet meer het geheele gebied, waarvoor
de keure was samengesteld. Immers toen in 1636 het „Weesbouck A"
werd aangelegd, gold dat nog voor Hof van Delft, Vrijenban, Abs-
recht, 't Woud, Woudharnasch met Biesland en Groeneveld en die
toestand was nog dezelfde op het einde der 17e eeuw, toen het
nieuwe „Weesbouck D" ontstond. Had Pijnakker echter reeds van 1657
af eigen weesboeken, zoo werd tijdens het gebruik van dit laatste
„weesbouck D" ook Absrecht aan de gemeenschappelijke kamer
onttrokken, waarvan de laatste inschrijving van 1735 Juni 23 dateert.
De oorzaak is, dat in 1738 de heerlijkheden Hof van Delft en Vrij
enban met Woudharnasch door de stad Delft van den rentmeester
generaal Gijsbert van Hogendorp die ze enkele jaren te voren van
het domein had verworven waren aangekocht en de kamer dus
bleef gelden voor het toen gecentraliseerde gebied, terwijl Absrecht
zich met behoud van de keure van de algemeene kamer
eveneens afscheidde. Zoo was dus het oorspronkelijke territoir van
de bedoelde kamer allengs afgenomen en als men dan bij het aan
leggen van het „weesbouck E" naar de gemeenschappelijke keure
verwijst, wordt opgemerkt, die geldt voor „Hof van Delft, Vrijenban,
't Woud, Woudharnasch, Groeneveld en Biesland, waarbij genoteerd
is, dat deze destijds ook nog voor Absrecht gold. Dat na de tot
standkoming van deze keure bovendien andere heerlijkheden, die in
1580 nog tot het domein behoorden, waren uitgegeven, had tot de
afscheiding dier deelen en het uiteenvallen van de oorspronkelijke
kamer met haar vrij uitgestrekt gebied krachtig medegewerkt. Wat
echter niet verhinderde, dat de oude „Delflandsche" weeskeure op
tal van andere plaatsen werd aanvaard. Zooals Absrecht haar benutte,
volgde bijv. ook De Lier de „weesordonnantie van Delflandt" tot den
Achtste memoriaal BARTHOLD ERNST, fol. 116vo.
31en Juli 1607 „in den raide van De Lier een eigen keure werd
gearresteerd, die ook nu weer de weezenzorg bij „schout en gerechte"
deed berusten,
IX. Keure van den Lande van Putten.
De „ordonnantie en keure, gemaeckt bij bailliu ende leenmannen
van den Lande van Putten, denselven lande aengaende" op den
18en Augustus 1587 (gepubliceerd op 't Hof te Geervliet den 16en
en 17en September 1587; (Leiden Jan Paedts c. s. 1588 en's-Graven-
hage bij de Weduwe en erfgenaam Hillebrand Jacobs van Wouw
1640) zwijgt over het weesrecht geheel. Dit is verklaarbaar, doordien
den 10en November van dat jaar de „Keure ende ordonnantie van
de weeskamere van den Lande van Putten werd gearresteerd. In
de „voorreden van deze keure, s-Grav., wed. en erfgen. Hillebrandt
Jacobsz. van Wouw, 1640) wordt verhaald, hoe te voren „seer weynich
opsicht ofte geregeltheyt ghebruyckt es gheweest op t stuck van
de regieringe ende beleydt van de personen ende goederen van
weesen ende onbejaerde kinderen", zoo zelfs, dat zij, die bij hun ouders
„in redelijcken ende eerlicken staete ende welvaren geseten hadden,
stroomsgewijs ende sonder aenhoudt, toe - ofte opsicht achter landen
swerven ende de goederen, bij heure ouders nagelaten, onnuttelicken
verquysten", terwijl anderen onder het mom van familietoezicht door
verwanten werden geplunderd, waarom ruwaart en baljuw met de
leenmannen van Putten, gebruik makend van het hun door Karel van
Bourgondië verleend recht, een desbetreffende keure hadden samen
gesteld, Deze zouden dan alle jaren op de gewone generale vier
schaar, die te Geervliet op het Hof (slot) te Putten werd gespannen,
vier weesmeesters verkiezen, die met den ruwaart over het geheele
gebied van Putten van alle weeszaken zouden kennisnemen en alzoo
voor het geheele gebied een centrale weeskamer vormden, waaraan
alle schouten van de daaronder ressorteerende ambachten „telcken
twee maenden ten langhsten" de nieuw-ontstane weeszaken zouden
rapporteeren. Deze kamer, waarbij als secretaris die van het baljuw
schap fungeerde, zou voogden aanstellen en beëedigen, zorgen voor
de overlegging van inventarissen en boedelrekeningen, het bijhouden
van „goede pertinente ende distincte registeren" en wat verder te
doen stond.
X. Weezenzorg in den Lande van Voorne.
Hoewel het land van Voorne evenmin als dat van Putten oorspron
kelijk een deel van Holland heeft uitgemaakt, moet toch ten aanzien van
het eerste op die zelfstandigheid de nadruk worden gelegd, omdat.