126
macher, door Dr. Hoge hardnekkig „de heer" Radermaker genoemd, die
een rol bij de onderhandelingen tusschen de Kaapsche Lutheranen
en Heeren XVII speelde.
Dr. Hoge toont overtuigend aan, dat de kerkelijke gemeenschap
van Duitschers niet geleid heeft tot de vorming van een bijzondere
Duitsche cultureele groep met eigen taal, zeden en gewoonten.
De meeste Lutheranen met Hollandsche en Kaapsche vrouwen gehuwd,
waren over de geheele kolonie verspreid. Er ontstond geen vasten
samenhang. De invloed van de omgeving werkte het assimilatie
proces in de hand. Dr. Colenbrander s conclusie, neergelegd in De
Afkomst der Boeren, wordt door Dr. Hoge eens te meer bevestigd.
Eenige bijlagen, w. o lijsten van lidmaten van Lutheranen en een
tweetal illustraties, zijn aan dit deel toegevoegd.
Men mag hopen, dat dit eerste jaarboek nog door velen gevolgd
zal worden. Indien de uitgevers in het vervolg dan ook nog een
register toevoegen, kan dit de waardeering voor hun werk slechts
vermeerderen. M. A. P. ROELOFSZ.
Bibliotheek voor Geslecht- en Wapenkunde, onder redactie
van C. Pama.
I. Inleiding tot de wapenkunde door J. C. P. W. A. Steenkamp.
Als eerste deeltje van bovengenoemde Bibliotheek is bij S. W.
Melchior te Amersfoort dit boekje verschenen. „In a nutshell" geeft
het zeer veel wetenswaardigs op heraldiek gebied, toegelicht door
een zestal afbeeldingen, een (tamelijk overbodige) stijltabel en een
alphabetische lijst van de meest voorkomende termen. Aan de hand
van de laatste kan men op plaat 3 de meeste schildindeelingen en
-figuren terugvinden in de, weliswaar zeer ingewikkeld geworden
maar toch zeer goed bruikbare, combinatie-afbeelding.
Men kan de opmerking maken, dat enkele onderdeelen der stof
wat uitvoerig behandeld zijn (b.v. de stijlen, waarbij zelfs de niet in
de heraldiek bekende genoemd worden), andere daarentegen wat
erg summier, zelfs voor een korte inleiding van 30 pagina's klein
formaat. Zoo zou een duidelijke aanwijzing betreffende het verschil
tusschen leeuwen en luipaarden met hun combinaties, waaromtrent
zoo vaak verwarring heerscht en die b.v. ook in verband met onze
provinciewapens haar nut zou hebben gehad, niet overbodig zijn
geweest. Ik had zelfs in ruil voor een afbeelding van deze en andere
k u'n 'aarLÉ van ^ederl. Archief voor Genealogie en Heraldiek deelt
b.v. de heer PAMA bovengenoemd op pag. 76, noot 6 mede, dat op de Kanselarij te
Leeuwarden het hnesche wapen met luipaarden staat aangegeven. Ik houd mii aanbe
volen voor een nadere aanwijzing terzake: de twee mij bekende wapenschilden ter
plaatse vertoonen beide zeer correct leeuwen.
127
veel voorkomende wapendieren en andere -figuren, zooals we die
van dezen auteur van elders kennen, gaarne afstand gedaan van de
„fouten-teekening-puzzle" op pag. 26. Men moet het voorts niet aan
provincialisme wijten, als ik mij verbaas, dat de zoogen. Friesche
halve adelaar in 't geheel niet genoemd wordt. Van niet algemeene
bekendheid schijnt 't te zijn, dat bij 16e en vroeg-17e-eeuwsche
alliantiewapens het vrouwelijk schild, in Friesland althans zeker, als
regel niet ovaal (zooals ook hier op pag. 25 wordt aangegeven),
doch ruitvormig wordt afgebeeld.
Intusschen, deze enkele opmerkingen nemen niet weg, dat ik
dit handige boekje een groot debiet toewensch en dat ik 't met
name gaarne ook aan vakgenooten aanbeveel, voor wie helaas nog
te vaak de heraldiek een onbekend, en dus onbemind, terrein is.
II. De Huismerken door Mr. H. Reydon.
Over het tweede deeltje, dat vervolgens bij de Uitgevers-Mij.
A. Rutgers N.V. i/o. te Naarden het licht zag, kan ik niet zoo
enthousiast zijn. Wat hier over huismerken en dezelver Germaanschen
oorsprong getheoretiseerd wordt, heeft m. i. voor den Nederlandschen
genealoog en heraldicus weinig practische waarde. De weinige posi
tieve dingen, die de auteur hem mededeelt, zijn daarbij in haar alge
meenheid voor ons land stellig sterk aanvechtbaar, zoo b.v. de
stelling op pag. 20, dat in tegenstelling tot het wapen „het huismerk
„het kenteeken is van den man, die uit een vrij en eigengeërfd
„boerengeslacht is gesproten In Friesland b.v. zal men als
regel in de eigenerfde-boeren-wapens huismerken tevergeefs zoeken.
En wat te zeggen van de illustraties? Heeft 't zin om 34 „ergens
in Nederland" opgeteekende merken zonder eenige systematiek af
te beelden met zorgvuldige vermelding er naast dat ze op „een
zerk in een bepaalde kerk (of zelfs als merk van een Spakenburger
visscher of op een boerenkist te Vaassen!) zijn aangetroffen? Er
hadden natuurlijk gemakkelijk 66 of 166 andere naast gesteld kunnen
worden. En merk no. 1 uit de Groote Kerk te Nijmegen zal de
auteur vermoedelijk op onderscheidene Friesche grafzerken geheel
gelijkvormig kunnen aantreffen, zonder daardoor nog den grondslag
te hebben gelegd voor een huismerken-stamboom, waarvan hij
Homeyer aanhalend, op pag. 17 spreekt.
A. L. HEERMA VAN VOSS.
The American Archivist. Volume II (1939).
Mochten wij in den vorigen jaargang een uitvoerig bericht geven
omtrent het nieuwe Amerikaansche archieftijdschrift, voor het tweede