112 betracht. Bij herhaling toch komt het voor, dat niet blijkt, of een weeskeure is gearresteerd of misschien de keure van een naburige kamer werd overgenomen. Van Zuid-Beierland bijv. is geen weeskeure tot ons gekomen, hoewel men er zich richtte naar een algemeen weesrecht, dat blijkbaar als ordonnantie voor de kamer was aanvaard. Regelmatig ziet men het verschijnsel, dat schout en schepenen de controle op de voogdijrekeningen uitoefenen, acten van vertichting en uitkoop passeeren, enz., tot plotseling uit een andere acte blijkt, dat men zich dan wel degelijk bewust is als weesmeesters op te treden. Het meest veilig schijnt het daarom uit te gaan van de ge dachte, dat een afzonderlijke weeskamer fungeert, een onderstelling, die al inventariseerende als regel zal worden bevestigd door de uitingen, zooals die voor en na in de acten voorkomen. XV. Toezicht en werkwijze der weeskamers. In deze samenstelling nu hadden de weeskamers het toezicht op het richtig beheer van de goederen der weezen in het ressort der kamer, echter alleen in die gevallen, waarin de ouders niet bij beider leven eenige personen als voogden hadden aangewezen en met de administratie der goederen na hun dood belast. Deze doel bewuste uitsluiting der kamer werd door de erflaters hetzij in een speciaal daartoe gepasseerde notarieele- of schepenacte (uittreksel uit het reeds gepasseerde testament), hetzij door inzending van het geheele testament ter kennis van de weeskamer gebracht. De door de erflaters benoemde voogden (soms is het slechts éen) beschikten als regel over het testamentair vastgestelde recht van „assumptie het aanstellen van een medevoogd en het „recht van surrogatie het stellen van een voogd ter vervanging van zich zeiven of van den scheidenden medevoogd Echter werd in deze aangelegenheid ook meermalen door de testamentair uitge sloten weeskamer in den gang van zaken ingegrepen, ondanks het feit, dat de erflaters hadden gemeend het zonder haar te kunnen stellen. Het komt n.l. voor, dat de door ouders aangewezen voogd onwillig bleek de voogdij te aanvaarden en bovendien geen gebruik wenschte te maken van het hem toegekende recht van surrogatie en assumptie en de weeskamer in het euvel moest voorzien, of dat de kamer zich mengde in de zaken, zoodra haar bleek, dat in de administratie onregelmatigheden plaats hadden. De werkwijze der kamer is in het algemeen aldus. Bij het over lijden van een der ouders is de overgeblevene tenzij deze bij testament tot voogd en vruchtgebruiker is aangewezen en de kamer uitgesloten blijkt verplicht tot het overleggen van een inventaris 113 van den boedel en tot zekerheidsstelling inzake de vererfde weder helft, voorzoover deze aan de kinderen behoort, van welk deel hij afstand doet bij de z.g.n. acte van vertichting" (vertieën, vertichten afstand doen Bij het aanbieden der vertichting is het vrijwel regel, dat tegelijkertijd met de weeskamer de overeenkomst (acte van uitkoop) wordt getroffen, dat de overblijvende echtgenoot het gebruik der gezamenlijke goederen blijft behouden, onder verplichting zijnerzijds, dat hij de (half-)weezen onderhoudt, kleedt, doet schoolgaan en verzorgt tot den meerderjarigen leeftijd (meisjes 16, jongens 25 jaar) en voor het aanleeren van vakbekwaamheid zorg draagt. Ingeval de erfboedel aanzienlijk is, wordt bij deze „uitkoop" de zaak in dien zin eenigszins anders geregeld, dat aan de weezen een bepaald bedrag terstond wordt uitgekeerd, hetwelk onder speciaal beheer van den overlevende blijft, tenzij de kamer het juister oordeelde, deze erf- portie zelf vruchtdragend te maken en de betrekkelijke bescheiden in de weeskist te bewaren. Hoewel het buiten den regel valt, komt het echter voor, dat zoowel de overgebleven echtgenoot als de weeskamer beide in dezen nalatig zijn gebleven en de zaak eerst met ernst wordt behandeld, indien een tweede huwelijk van de(n) overlevende moeilijkheden in uitzicht stelt. Voor het geval door de ouders geen enkele maatregel getroffen is en geen voogden zijn gesteld, neemt de weeskamer de geheele taak der verzorging ter hand door het benoemen van voogden en beheerders, meestal bloedverwanten, z.g.n. „bloedvoogden". Al dan niet worden in dat geval ter beoordeeling door de kamer waarden (goud, zilver, preciosa) en waardepapieren (acten en dergelijke) in de weeskist ondergebracht, terwijl de rekening van het beheer van den voogd, hetzij ieder jaar, na verloop van enkele jaren of soms zelfs na het beëindigen van zijn taak bij het bereiken van den meerderjarigen leeftijd der weezen, door de Kamer wordt afgehoord en gesloten. Van al deze handelingen, van inmiddels ingekomen requesten, niet zelden ook van de bij het beëindigen van de weeskamertaak opgemaakte acten van scheiding ten behoeve van de inmiddels meerderjarig geworden pupillen, waarbij de Kamer welwillend haar dienst verleende, werd aanteekening gedaan in de weesboeken, tenzij de inrichting van deze deelen door den secretaris anders was begrepen. De weeskamer zelf was gevestigd ter secretarie van schout en schepenen, en niet zelden was daaraan een afzonderlijke ruimte toegewezen, waarvan het niet altijd zeker is, of men daaronder een „Renuntieeren ende vertijen", Zie: authorisatie van de Staten van Holland van den 24en Oct. 1729 inzake de overdracht van het veer te Ameide d.d. 29 Oct. 1729 in transportregister 1723-1738. (Rechterl. archief.)

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1940 | | pagina 16