108
Op grond van het bovenstaande zou men in het te vormen of
reeds gevormde archief mogen verwachten: a. het „pertinent register"
of „staatboek" „van alle de effecten b. het „contra-staatboek",
c. het „memoriaalboek van alle ordonnantiën verder ingekomen
acten van uitsluiting en vertichting, boedelinventarissen en rekeningen
van gehouden beheer, aanvragen van weezen om ontslag uit de zorgen
der kamer en andere reguesten. Merkwaardigerwijze is van dat alles
niets aanwezig en in de oudere administratie is mij bovendien geen
spoor bekend, dat op een archief van de weeskamer duidt. Waar
schijnlijk zal het gering van omvang gebleven zijn, omdat de sup
poosten van den Hove die in meerderheid tot de goedgesitueerden
behoorden, terwijl vele anderen toch over voldoende inkomsten be
schikten om tot eigen middelen te komen het steeds wenschelijk
hadden geoordeeld reeds bij hun leven maatregelen te treffen, die
een ingrijpen van de weeskamer van het Hof onnoodig en zelfs
109
en jaarlijksch door weesmeesters geresemeert tegen het register of
staatboek onder 9 vermeld." Verder zou de secretaris houden een
„memoriaalboek van alle ordonnantiën, citatien, appointementen en
van hetgeen verder genoteert dient te worden, daarbij stellende de
naam der weesmeesteren, daar bij en over geweest zijnde". De kamer
zou volgens dit ontwerp zitting houden iederen Maandag buiten de
vacanties van het Hof van 12 2 uren in een der vertrekken van het
Hof. Merkwaardig is in deze ordonnantie wel art. 25, waarbij bepaald
was, dat weduwnaars of weduwen, ook ingeval de weeskamer van
het Hof in den betreffenden boedel was uitgesloten, niet mochten
hertrouwen, „voordat zij aan hunne kinderen bewijs gedaan zullen
hebben, op poene van hetzelve bewijs (om welk te doen zij altoos
gehouden blijven) met '/3 te moeten verhoogen". Art. 26 regelt
daarna het inzenden van boedelinventarissen door den overgeblevene
der ouders (waarvan echter (art. 28) de voogden hen kunnen dispen
seeren), met welke handeling de administratie der kamer aanvangt,
alles met uitzondering van die gevallen, waarbij de kamer is uit
gesloten (art. 25). Goederen, effecten en gelden zouden ter wees
kamer moeten worden gedeponeerd en ingeschreven in het daarvoor
bestemde register, „en de effecten zelve (nadat die door den secre
taris zullen zijn gebrandmerkt) mitsgaders alle documenten van
„importantie, alsmede de contante penningen in een daartoe geschikte
„bewaarplaats werden opgesloten, welke bewaarplaats zal moeten
„voorzien zijn van drie onderscheiden slooten, waarvan twee sleutels
„berusten zullen onder weesmeesters en de derde onder den secre
taris. En zal dezelve plaats nooit geopent mogen worden dan ten
„overstaan van de weesmeesteren".
onmogelijk maakten, al waren onder hen ook zeker luiden van de
smalle gemeente.
De vraag dringt zich echter op, van wanneer de stichting van
de weeskamer van den Hove dateert, waarvoor omstreeks 1775 de
vernieuwde keure werd ontworpen. Blijkens de bij De Riemer voor
komende lijsten van weesmeesters, die de belangen der Haagsche
„buyrluyden" behartigden (deel II, blz. 217), konden aanvankelijk ook
„suppoosten van den Hove tot dat ambt worden gesteld. Dat geval
echter doet zich voor tot 1581, toen Hugo de Groot, secretaris van
het Hof, als weesmeester fungeerde. Otto van Malsen, eveneens
secretaris van den Hove, die in 1545 door het Hof als weesmeester
was „geordineert vreesde daarvan wellicht nadeelige gevolgen,
doordien zijn privilegiën als suppoost van den Hove op het spel
zouden kunnen staan, waaromtrent het Hof hem bij speciale mach
tiging van den 19 Febr. 1545 geruststelde. Het blijkt dus, dat van
1545-1581 (dit tusschen de meest enge grenzen) suppoosten van
en ove als weesmeester van de Haagsche Kamer fungeerden en
zelfs een speciale commissie van het Hof daartoe hadden gekregen,
wat in verband met het privilege van 18 Maart 1452 (dat immers
alleen aan schout en gerechte van Den Haag het toezicht had opge
dragen) slechts dan mogelijk was, indien de Kamer van de „buyr
luyden ook haar zorgen over de suppoosten uitstrekte. Wij stellen
ons dus de toenmalige weeskamer voor als van een gemengde samen
stelling, vrij zeker resideerende op het Haagsche stadhuis, dat ook door
het blazoen van Holland in den gevel Hollandsche invloeden verraadt.
To^n na de jarenlange inzinking van de werkzaamheid en de
waarde der weeskamers in het algemeen de Staten van Holland de
reorganisatie ter hand namen en bij resolutie van 1587 Jan. 23 de
werkzaamheid van het baljuwschap Rijnland inzake weezenzorg ten
behoeve van de ambachtsheeren beperkte en op die wijze de stichting
van tal van plattelands-weeskamers gunstig beïnvloedde; toen boven
dien in hetzelfde jaar de Haagsche Sociëteit in het leven werd
geroepen, omdat hier tegenstrijdige belangen en rechten bleken te
bestaan van een tweevoudig rechtsgebied met territoriale moeilijk-
onlancx leden by den Hove van Ho/landt geordineert is Oï VAN
ALSEN, secretaris van den selven Hove, mede te wesen weesmeester van den Hage,
soe es t zelfde nochtans gedaen op condiciën ende met expresse voirwaerden, dat
t zelfde tot gheenen tijde wesen en sal genomen oft getrocken worden tot prejudicie
ofte vordennge van der vrijheyt den selven OT VAN MALSEN als secretaris ende vrij
suppoost van den Hove voirsz. competerende, ende dat hij deselve zijne vrijheyt sal
bhiven behoudende ende genietende soe dat behoert. Gedaen in den Hage den
r I n)<bruar|l ann° 1569 nae stile van den voirsz. Hove. (Ie Mem. |AN VAN DAM
tol. V4 v.). (Gursiveermg van mij).