76 77 zamelde en bewerkte hij bouwstoffen voor een door den directeur uit te geven historisch overzicht der bestanddeelen van het K. H. A., terwijl hii verder nieuwe beschrijvingen maakte van collecties archivalia, die meer in het bizonder betrekking hadden op de banden van het Huis van Oranje-Nassau tot het Stamland Nassau onzer Dynastie. Nadat met ingang van 1 Augustus 1935 aan zijn assistentschap een einde gekomen was, hervatte de heer Steur in het Staats-archiv van Wiesbaden zijn onderzoekingen naar de bestanddeelen van het K. H, A. (voor de jaren toen het archief van het Huis en Vorstendom Nassau in Dillenburg berustte), welk materiaal hij na zijn terugkomst uitwerkte en ter beschikking van den directeur van het K. H. A. stelde. Tevens vol tooide hij toen - onbezoldigd - de beschrijving van enkele collecties, die op het tijd stip van zijn vertrek nog slechts globaal bekend waren. Formeel hervatte hij met ingang van I September 1936 zijn werkzaamheden als wetenschappelijk assistent, waarbij hem werd opgedragen de persoonlijke archieven der Koningen Willem I en Willem II op nieuw te inventariseeren, omdat vooral bij deze archieven bleek, hoezeer de bestaande z.g. „inventarissen" absoluut onvoldoende aan wetenschappelijke behoeften beantwoorden. Toen dit werk van vertrouwelijke aard einde Mei 1939 ongeveer voltooid was - even wel volgens een systeem anterieur aan dat der Handleiding en volkomen in strijd met de moderne archivistiek - meende men - ten onrechte - dat de archieven van het K. H. A. nu allen behoorlijk geinventariseerd waren, zoodat er met ingang van 1 |uni j.l. aan de jarenlang tijdelijke werkzaamheden van den heer Steur als wetenschappelijk assistent bij het Koninklijk Huis-Archief een einde gekomen is. Indische archieven. Volksraad. Aan 8, „Algemeene opmerkingen" der Algemeene beschouwingen is het volgende ontleend: Aangedrongen werd op betere opberging van landsbescheiden in de archieven, niet alleen uit piëteits- of wetenschappelijke overwegingen, doch vooral uit een oogpunt van praktisch administratief beheer en de mogelijkheid van een vlotte beschikking over de bescheiden. Een goede regeling op dit gebied zou voor komen, dat, gelijk thans bij vele diensten het geval is, zeer veel tijd verloren gaat met het naspeuren van benoodigde stukken, terwijl het ontbreken van indices informatie vaak bijkans onmogelijk maakt. Naar vermeend werd is het archief der Algemeene Secretarie het eenige, dat voldoet aan de te stellen eischen. Gewezen werd op de wenschelijkheid van meerdere wederzijdsche toegankelijkheid der archieven en bovenal op het inrichten der archieven naar een algemeen geldend schema. Een archiefwetgeving, waarin ook aandacht wordt geschonken aan de provin ciale archieven, werd noodig geacht. Eenige leden drongen er op aan, dat in meerdere mate dan tot dusverre gevolg zal worden gegeven aan een rondschrijven der Regeering, waarin is voorgeschreven, dat het vernietigen van archiefstukken, niet dan na advies, afkomstig van s Lands archief, dient te geschieden. Artikel 1.5.2, La n d sa r c h i e f. Verwezen werd naar de bij de algemeene beschouwingen 8) geuite desiderata op archiefgebied. Met voldoening had men kennis genomen van de verhooging van dezen post, waaruit de cultureele zorg en belangstelling der Regeering duidelijk spreken. Uit de Memorie van Antwoord citeeren wij het volgende: Van de van belangstelling voor het archiefwezen getuigende opmerkingen in het afdeelingsversjag heeft de Regeering met aandacht kennis genomen. Verbetering op het stuk van het archiefwezen welke ook de Regeering urgent acht zal wellicht niet lang meer behoeven uit te blijven, nu de in Haar opdracht door den Landsarchivaris ontworpen proeve eener archiefwetgeving is gereedgekomen, In zijn rede naar aanleiding van de behandeling van de begrooting voor het Landsarchief (9e vergadering 14 Juli 1939) zeide het lid van den Volksraad, de heer VERBOOM, o. m.„Ik beschouw een archief als het Landsarchief als een kostbaar goed voor deze gemeenschap, met alleen voor de Europeesche bevolkingsgroep, maar voor de gemeenschap in haar geheel. Dit is dan ook de reden, dat ik er nog eens opnieuw de aandacht voor vraag en dat ik gaarne enkele wenschen in dat opzicht naar voren zou willen brengen. De eerste wensch is, dat er zal komen een behoorlijke outillage van het Lands archief als centraal archiefdepot van Nederlandsch-lndië en als wetenschappelijke instelling. Ik bedoel hiermede, dat deze instelling zal beschikken over voldoend personeel en werk- en depotruimte. Dat is van belang voor drie punten ten eerste, omdat dit archief leidinggevend werk zal kunnen verrichten bij de organisatie en de ontwikkeling van het Indische archiefwezen en wel t. a. v. admini stratief zoowel als wetenschappelijk archiefbeheer; ten tweede, omdat het Landsarchief voorlichting zal kunnen geven bij de weten schappelijke verzorging der archivalia en ten derde, omdat het een middelpunt zal kunnen zijn voor de bestudeering en de beschrijving der nieuwere geschiedenis van deze gewesten. Een ander belangrijk punt betreft een archief-wetgeving, die het geheele Indische archiefwezen zal omvatten. Ik heb tot mijn groot genoegen in de Memorie van Antwoord op het algemeen gedeelte gelezen, dat een proeve van een dergelijke wetgeving is gereed gekomen. Ik hoop dat het niet te lang zal duren, voordat deze regeling aan den Volksraad zal worden voorgelegd. Zoolang toch een dergelijke regeling niet bestaat, blijft zich het gevaar voordoen, dat kostbare stukken verloren gaan. En dat valt toch wel zeer te betreuren, omdat het nu eenmaal onmogelijk is, die stukken later te reproduceeren. Ik weet uit eigen ervaring, hoe dikwijls het voorkomt, dat waardevolle stukken verloren gaan en hoe dat achteraf dikwijls wordt betreurd. Een derde punt dat mij van belang lijkt, is, dat men komt tot de instelling van een inlichtingendienst zooals die bij vele moderne archieven bestaat voor historische voorlichting, als betrouwbare, onweerspreekbare objectieve voorlichting van het eigen land en van het buitenland over de geschiedenis van Nederlandsch-lndië. Dit sluit aan bij het betoog, dat ik gisteren in dit verband heb gehouden en waarbij ik de wenschelijkheid heb bepleit, dat aan uitingen in het buitenland, vooral in dezen veelbewogen tijd, gezette aandacht zal worden gewijd niet alleen, maar tevens, dat men op de plaatsen en op de tijden,' waar dat mogelijk en wenschelijk is, ook een tegenspraak plaatst, omdat wij toch vooral in deze tijden de waarde hebben leeren kennen van woorden, die steeds en steeds opnieuw herhaald worden, ook al zijn die woorden volkomen onjuist. Wat zich op het oogenblik afspeelt, krijgt dikwijls het karakter van een campagne, ook juist tegen het Nederlandsche bewind in Nederlandsch- lndië. Ik zou zeggen, dat daar krachtige maatregelen voor noodig zijn. Die inlichtingendienst, waaronder ik ook de historische documentatie reken, is de noodzakelijke schakel tusschen het archiefbeheer en de historie-beoefening. Wat het binnenland betreft, is deze voorlichting niet alleen van wetenschappelijk-, maar ook van practisch sociaal-economisch en maatschappelijk belang; ook voor het buiten land is deze voorlichting niet slechts van wetenschappelijk belang, want zulk een inlichtingendienst moet niet alleen ijveren voor een richtig begrip en het weergeven van onze koloniale historie en de politieke- en economische geschiedenis van Neder landsch-lndië. De politieke geschiedenis is vooral van belang omdat de staat, in casu Nederlandsch-lndië, daarvan het object is,"

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1940 | | pagina 44