29 28 de Nederlandsche zaken. Op deze correspondentie, door Hoyinck van Papendrecht in zijn Analecta uitgegeven, werd de aandacht gevestigd door P. C. Molhuysen, predikant en bibliothecaris-archivaris in Deventer, in een artikel in de Overijsselsche Almanak van 1839'). Uit deze correspondentie blijkt het groote belang, dat koning Filips hechtte aan de reeks stadsplattegronden en de groote moeite, die Violius zich gaf om Van Deventer te bewegen het werk, waarmede hij toen (nl. in 1570) al twaalf jaar bezig was, te voleindigen en af te leveren. Ook de moeite, die men zich gaf om het stel „minuten" van de kaarten, die zich in het bezit van Van Deventer's vrouw in Mechelen zouden bevinden, machtig te worden. Het net-exemplaar in 3 gebonden deelen werd, zooals gezegd inderdaad naar Madrid werd gezonden, terwijl over het lot van de z.g. minuten in de correspondentie niets meer vermeld werd. Totdat 11 April 1859 door Martinus Niihoff in den Haag een verkooping werd gehouden van handschriften, meerendeels afkomstig uit het familiebezit van de Van Aerssens2). Als no. 81 van de cata logus werden aangeboden „fragmenten van oude geteekende kaarten van gedeelten van Zeeland, Vlaanderen, ook Noord- en Zuid-Holland en Zeeland, plattegronden van steden aldaar, alles geteekend en gekleurd in de 16de eeuw. Belangrijke collectie van 152 kaarten en fragmenten van kaarten". Voor die verkooping was in archiefkringen natuurlijk groote belangstelling. Toen het partijtje kaarten van no. 81 op tafel kwam, vond de Amsterdamsche archivaris ScheltÉma de collectie „wel aardig". De toenmalige Rijksarchivaris Van den Beroh, meende dat het „prullen waren van 1690 of daaromtrent". Ook Bakhuizen van den Brink schonk aan de kaarten geen bijzondere aandacht. Kooper werd de bekende boekverkooper Frederik Muller, die het partijtje kocht voor f51.—, dus voor ongeveer dertig cents per stuk. Ongeveer terzelfder tijd publiceerde de Belgische archivaris Pinchart3) een artikel over oud-Nederlandsche kaartmakers, onder blz. 55-61. 2) la plupart provenant de la succession de FRANgOIS VAN AERSSEN, seigneur de Sommelsdijk, ambassadeur des Etats-Generaux et du contre-amiral FRANpOIS VAN AERSSEN. Flet is dus niet geheel zeker, dat de kaarten uit het familiebezit van de VAN AERSSENS afkomstig zijn, maar toch wèl erg waarschijnlijk! CORNELIS VAN AERSSEN werd in 1574 secretaris, later pensionnaris van de stad Brussel en in 1584 griffier van de Staten-Generaal, welk college na de herovering van Brussel en Antwerpen door PARMA'S troepen sinds 1594 permanent te 's-Gravenhage zetelde. De veronderstelling is nu niet gewaagd, dat CORNELiS VAN AERSSEN op de een of andere wijze te Brussel in het bezit is gekomen van de „minuten", die sindsdien tot 1859 in het familiebezit te 's-Gravenhage zijn gebleven. 3) Messager des sciences historiques ou archives des arts et de la bibliographie de Belgique, (1859), p. 277 284, overgedrukt in: Archives des arts, sciences et lettres, documents inédits publiés et annotis par A. PlNCHART, tome II (1863), p. 61 —68. wie Van Deventer, waarin hij ook de correspondentie Viglius— Hopper weer uitgaf en eenige stukken betreffende de aan Van Deventer verstrekte opdracht. Hij besluit zijn stukje met de mededeeling, dat de Belgische Rijksarchivaris Gachard zoo juist in Spanje één van de deelen van een door Van Deventer vervaardigde atlas had gekocht. Deze mededeeling, die later onjuist bleek te zijn, want het was een atlas van Christiaan Schrooten, een kaartmaker uit iets lateren tijd, bracht Frederik Muller op een dwaalspoor en hij verkocht, nu voor f300.-, de collectie kaarten aan den Frieschen archivaris Eekhoff. Deze had het artikel van Molhuysen in de Overijsselsche Almanak gelezen en zoo begreep hij het geluk te hebben een deel van de z.g. minuten te hebben gekocht. In den Navorscher van 1866 gaven zoowel Frederik Muller als Eekhoff kennis van de gedane ontdekking. Toen aldus de minuten teruggevonden waren beraamde men spoedig plannen om de plattegronden te reproduceerden. De bewerker van de Belgische uitgave Charles Ruelens, kwam op de gelukkige gedachte eens in Madrid te informeeren, of daar soms het oorspronkelijke exemplaar nog berustte en hij kreeg bericht van den bibliothecaris van de Nationale Bibliotheek in Madrid, dat daar deel 2 en deel 3 van de atlas waren teruggevonden. Het bleek, dat de z.g. minuten vrijwel gelijkwaardig waren aan het net-exemplaar te Madrid. Alleen bevatten de Madridsche kaarten in de bovenhoek een kleine schets van 'elke stad met omtrek van de stad, fortificaties, poorten, kerken en belangrijke gebouwen. Geen van beide collecties is volledig2). De minutenverzameling, bevat 152 kaarten, de twee Madridsche deelen samen 180 kaarten, 36 kaarten van de minutencollectie moeten met kaarten van het ontbrekende eerste deel correspondeeren. Schatten wij het eerste deel op 80 kaarten, dan ontbreken er nog ongeveer 40 kaarten, waaronder van belangrijke steden als Antwerpen, Breda, Maastricht en Namen. Mogelijk komt de rest van de minutencollectie nog eens voor den dag óf wordt het eerste deel van het net-exemplaar nog eens in Madrid opgedolven. In een Belgische en een Nederlandsche uitgave zijn al de bekende plattegronden op voortreffelijke wijze gereproduceerd. De Neder landsche uitgave van Martinus Niihoff, in de jaren 1916-1923 ver schenen, is verzorgd door den Algemeenen Rijksarchivaris Prof. Fruin, M Resp. blz. 193-196 en 225-228. 2) WIEDER, a. w„ blz. 78 geeft een overzichtskaart, waarop de steden, waarvan de plattegronden bewaard zijn, zijn aangegeven, en blz. 82 89 lijsten van de steden met vermelding van de bibliotheken en archieven, waar de oorspronkelijke kaarten en „minuten" nu berusten.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1940 | | pagina 20