10
over een en ander zijn wakend oog laten gaan. Buitengewone omstan
digheden daargelaten, mag vertrouwd worden, dat de afwerking van
den Gemeentelijken Archiefgids thans een normaal verloop zal hebben.
Wat de nieuwe archieven aangaat, de voortreffelijke wijze waarop
Dr Panhuvsen ons in de vorige algemeene vergadering den toestand
in het buitenland geschetst heeft, leeft in ons aller herinnering. Het
zal U getroffen hebben, dat blijkens de jongste verslagen van het
elgische Staatsarchief men daar te lande, waar de toestand alles
te wenschen liet, begonnen is met het overbrengen van nieuwe staats
archieven naar het algemeen staatsdepót te Brussel en van nieuwe
provinciale archieven naar de staatsdepóts in de provincies. De Alge
meene Staatsarchivaris verklaart zelfs: „Onze taak voor de eerst-
kornende jaren zal het zijn het overbrengen te veralgemeenen". Hier
te lande is blijkens het Voorloopig Verslag door leden der Volks
vertegenwoordiging opnieuw belangstelling voor de departementale
archieven aan den dag gelegd. Na het overzicht van Dr. Panhuvsen
heeft de Algemeene Rijksarchivaris, Mr. R. Biilsma, in de op 29 April j.l.
gehouden voorjaarsvergadering zijn zienswijze van het vraagstuk der
nieuwe archieven uiteengezet in een voordracht: „Onze bemoeiingen
met de nieuwe archieven. - Vernietigingsadviezen". Die voordracht
bevatte een suggestie aan het bestuur Uwer vereeniging, waarover
dit onderling reeds van gedachten heeft gewisseld en die het straks
met Mr. Biilsma nader zal bespreken. Met het resultaat dezer bespre
king hoopt het bestuur, zoo mogelijk wederom in een afzonderlijke
vergadering, voor U te verschijnen, terwijl het zich verder voorstelt,
ook andere onderwerpen van deze materie bijv. de nieuwe gemeente
archieven, te doen behandelen.
Nieuw werk kan voor de Vereeniging voortspruiten uit het feit
dat ook de tweede druk van onze „Handleiding" thans is uitverkocht!
Men kan zich op het standpunt stellen, dat een eventueele derde
druk met meer dan een herdruk van den tweeden behoeft te zijn,
hier en daar aangevuld met kleine verbeteringen, die aan den oor-'
spronkelijken opzet van het boek niets wijzigen. Maar ook is de
zienswijze mogelijk, dat er naar gestreefd, althans onderzocht, moet
worden, of een volgende druk niet een nieuwe, zelfstandige bewer
king van de „Handleiding" dient te zijn. Niet te ontkennen valt dat
zij zich uitsluitend met oude archieven bezig houdt en dat zij zeer
de sporen van den tijd en de wijze van haar ontstaan draagt. Het
aatste is historie geworden en kan voor den hedendaagschen ge
bruiker met die interesse meer hebben, die het voorden oorspronke-
hjken tijdgenoot had. In andere landen, Engeland en de Vereenigde
van Noord-Amerika, is men voor archiefproblemen komen
11
te staan, waarvan de „Handleiding" niet rept en die thans ook de
onze beginnen te worden, ten deele dit reeds zijn. Is het daarom
niet gewenscht bij een nieuwe uitgave der „Handleiding" hiermede
rekening te houden Het is U bekend, dat het bestuur de leden
aangespoord heeft wenschen ten aanzien van een nieuwen druk of
uitgave kenbaar te maken. In het antwoord dat het van Mr. S. J.
Fockema Andreae mocht ontvangen meent het bestuur het geluid te
beluisteren, dat ik U zoo juist geschetst heb, een geluid dat ook uit
enkele boekbesprekingen in den loopenden jaargang van het Archie
venblad heeft geklonken. Tot zijn vreugde heeft het bestuur de
heeren Mr. J. P. W. A. Smit, rijksarchivaris in Noordbrabant, en
Mr. Fockema Andreae voornoemd bereid gevonden over deze aange
legenheid aan het bestuur een prae-advies uit te brengen, dat het
met groote belangstelling tegemoet ziet.
Mag ik thans Uw aandacht vragen voor eenige aangelegenheden,
het archiefwezen in het algemeen rakende, die zich in het afgeloopen
jaar hebben voorgedaan.
Het Archievenblad bevatte een bijdrage van de heeren Dr. C.
W. A. Panhuysen en M. H. A. J. Schrammen over „Het archief der
Provincie Limburg tot 1861", omwerking eener lezing, die de heer
Schrammen voor de Studieclub voor Gemeentelijke Documentatie heeft
gehouden. In verband met de belangstelling, die bij archivarissen voor
nieuwe archieven ontwaakt is, juich ik de verschijning dezer bijdrage
in ons eigen orgaan ten zeerste toe.
Dank zij het „plan" van den heer E. J. Th. A. M. van Emstede
hebben de kleinere gemeentearchieven zich in bijzondere belangstelling
mogen verheugen. De heer Van Emstede publiceerde „Richtlijnen voor
de instelling en inrichting van provinciale archievendiensten voor het
ordenen, beschrijven en voortdurend onderhoud der Nederlandsche
gemeentearchieven". Hij wil belangstelling wekken voor de geweste
lijke geschiedenis in het algemeen en voor de gemeentearchieven in
het bijzonder, maar ook, en dat is in deze tijden een bijzonder loffelijk
pogen, aandacht vragen voor het werkobject dat schuilt in de orde
ning en beschrijving der Nederlandsche gemeentearchieven in verband
met de nijpende werkloosheid onder jongere intellectueelen. Zijn
plan hier in bijzonderheden uiteen te zetten acht ik overbodig; voor
zoover men het niet zelf bestudeerd heeft, heeft men het kunnen
leeren kennen uit de critische beschouwingen die er aan gewijd zijn,
eerst door Mr. Mommers in het Archievenblad en vervolgens door
mejuffrouw Dr. A. C. Kersbergen in een voor de Studieclub voor
Gemeentelijke Documentatie gehouden voordracht, getiteld„Eenige