90 91 Intussen heeft deze nieuwe provincie niets uit te staan met het oude hertogdom Limburg, dat ongeveer tussen de steden Luik, Verviers en Aken gelegen was en thans tussen de Duitse Rijnprovincie en de Belgische provincie Luik is verdeeld. Eerst tengevolge van het grenstractaat met België van 8 Augustus 1843 is een heel klein stukje grondgebied van dit oude hertogdom Limburg aan onze pro vincie toegevoegd. In de commissie tot de grondwetsherziening in 1815 was als naam voor de nieuwe provincie voorgesteld: „Opper Gelderland Daar deze naam voor het later Belgische gedeelte der provincie niet geschikt was, omdat dit bijna geheel uit het voormalige graafschap Loon bestond, werd dit voorstel ingetrokken, en stelde men voor de nieuwe provincie de naam „Maastricht" te geven, omdat zij groten deels bestond uit het vroegere departement van de Nedermaas, waarvan Maastricht de hoofdstad geweest was. En zo zou het gebeurd zijn, wanneer niet koning Willem I zelf als zijn verlangen te kennen had gegeven om het nieuwe gewest de naam „Limburg" te geven; hij wilde zo in zijn koninkrijk een herinnering bewaren van het beeld van de oude 17 Nederlandse gewesten, waarover keizer Karel V éénmaal heerste en waartoe ook het oude hertogdom Limburg behoord had. Tot eerste gouverneur dezer provincie Limburg werd bij Koninklijk besluit van 16 September 1815 benoemd Charles de Brouckère (geboren te Torhout in 1757, overleden te Brugge in 1850). Hij was een be wonderaar van koning Willem 1 en heeft hem dertien jaar lang trouw gediend. Krachtig bestreed hij het wroeten van fransgezinde liberalen tegen het Nederlands Bewind. In 1818 wist hij te bewerken, dat de Staten van Limburg het afgetreden Lid der Tweede Kamer Surlet de Chokier, die na de Belgische opstand in 1830 president werd van het Congres te Brussel, niet herkozen. Toen Surlet in 1828 tengevolge van het „monsterverbond", de unie van liberalen en katholieken, na een afwezigheid van 10 jaar weer naar de Tweede Kamer werd afgevaardigd, werd dit voor de Brouckère aanleiding om ontslag te vragen als gouverneur van Limburg. Dit werd hem op 3 Augustus 1828 verleend. Zijn opvolger als gouverneur van Limburg werd Maximilien Henri Ghislain baron De Beeckman de Libersart, benoemd bij Koninklijk besluit van 3 Augustus 1828, geboren te Leuven 31 Januari 1781, zoon van de Leuvense burgemeester baron Ferdinand Charles Beeckman DE ScHORE. Op 25 Augustus 1830 brak de Belgische omwenteling uit, waar door ten slotte de Zuidelijke Nederlanden van de Noordelijke ge- scheiden werden. De onafhankelijkheid van België werd door het Nationale Congres op 18 November 1830 geproclameerd. Van de provincie Limburg bleven na November 1830 slechts Maastricht en het nabijgelegen Sint-Pieter onder de macht van Koning Willem I. Tengevolge van de loop der gebeurtenissen had Koning Willem I bij Koninklijk besluit van 20 October 1830 zijn bestuur tot de Noordelijke provincies en het Groot-Hertogdom Luxemburg beperkt. Daarom kon het personeel van de Bestuurskolleges in de Noordelijke provincies verminderd worden en bij Koninklijk besluit van 8 November 1830 werd bepaald, dat op de eerste plaats de ambtenaren, die tot de Zuidelijke provincies behoorden, maar in de Noordelijke gevestigd waren, voor tijdelijk ontslag in aanmerking zouden komen. De pro vincie Limburg werd door Willem I beschouwd als behorend tot de Noordelijke provincies. Daar de gouverneur De Beeckman echter Zuid- Nederlander was en zijn houding tegenover de Belgische opstande lingen in Maastricht in den Haag veel wantrouwen had verwekt, werd het besluit van 8 November 1830 toepasselijk verklaard en bij Koninklijk besluit van 8 April 1831 werd hij als gouverneur van de provincie Limburg door Willem I ontslagen. Intusschen had het Voorlopig Belgische Bewind, dat 11 November 1831 na de bezetting van Venlo de gehele provincie Limburg met uitzondering van Maastricht en Sint-Pieter onder zijn gezag had gekregen, gouverneur De Beeckman reeds op 20 November 1830 uit zijn functie ontzet, nadat het een nieuwe gouverneur van zijn kant had benoemd, die reeds op 23 October 1830 zijn ambt had aanvaard en voorlopig zijn bureaux in Hasselt had gevestigd. Bij het besluit waarbij Willem I aan De Beeckman ontslag ver leende, werd tegelijkertijd de waarneming van het gouverneurschap der provincie Limburg „tot de aankomst van de af te zenden buiten gewoon Commissaris" opgedragen aan Jonkheer Pierre Andrë Servais Kerens, lid der Gedeputeerde Staten, een energiek en uitgesproken Nederlands gezind man. Op 27 April daaraanvolgende werd de Staatsraad Johan Eberhard Paul Ernst Gericke van Herwijnen „belast met de tijdelijke zending van buitengewoon Commissaris des Konings, bekleed met het opperste burgerlijk gezag in de provincie Limburg". Daar Gericke echter tot 12 Juni 1839 steeds in den Haag bleef ge vestigd, heeft Kerens gedurende de gehele periode, dat Limburg door de Belgen bezet was, tot 22 Juni 1839, als waarnemend gouverneur gefungeerd, waarbij hij zijn instructies ontving van Gericke uit den Haag. Daar de Provinciale Staten van Limburg tengevolge van de Belgische opstand uiteen waren gevallen, werd op 13 Juli 1831 het College van Gedeputeerde Staten opgeheven, terwijl een Provinciale

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1939 | | pagina 3