130
elk register 't geval; zoolang 't niet geheel gevuld of als verder
overbodig afgesloten en naar 't archief overgebracht is, blijft 't deel
uitmaken van den loopenden dienst. Werd de burgerlijke stand in
losbladige akten gehouden, zooals de bevolkingsboekhouding volgens
't persoonskaartenstelsel, dan zou ongetwijfeld ook art. 22 B. W.
aanvulling behoeven, doch nu is dit m.i. niet noodig.
Ten slotte citeert de heer Vlug Mr. U. Sibmacher van Nooten,
waar hij in Gemeentestem nr. 4255 de wenschelijkheid naar voren
brengt van aanpassing van de bepalingen van den burgerlijken stand
in het burgerlijk wetboek aan de archiefwet en duidelijke oplossing
der gerezen geschilpunten, en tevens de stof een geschikt onderwerp
noemt hij de keuze van het schrijven eener dissertatie. Met den
wensch van spoedige grondige wettelijke regeling, kan ik slechts van
harte instemmen, doch voor bewerking door één persoon lijkt mij de
materie te moeilijk. De heer Vlug heeft met 't weer eens duidelijk
naar voren brengen der diverse moeilijkheden en 't stellen van vele
vragen, waarin 't juiste antwoord niet voor de hand ligt, verdienstelijk
werk geleverd.
In het Nederlandsch Archievenblad van 1931/32 heeft onze
vroegere Algemeene Rijksarchivaris, wijlen prof. Fruin, een bespreking
gegeven van het vorige deel van deze serie, dat de jaren 1919 tot
1930 omvatte. Thans ligt het in 1937 verschenen deel voor ons, dat
uitgegeven is onder leiding van den Belgischen Algemeenen Rijks
archivaris D. Brouwers en de periode van 1930 tot 1936 bestrijkt.
In het voorwoord van de hand van D. Brouwers wordt er nog
eens aan herinnerd, hoe in 1914 de toenmalige Archiviste général
du Royaume Jos. Cuvelier de uitgave van deze reeks op touw heeft
gezet, en dat daarbij tot voorbeeld werd genomen de uitgave van
de Verslagen omtrent 's Rijks oude archieven hier te lande. Over
het feit, dat bij de Belgische uitgave een reeks van jaren tegelijk
wordt besproken, terwijl in Nederland de verslagen jaarlijks worden
afgesloten, alsmede over de voor- en nadeelen, die deze twee
methode's met zich mee brengen, heeft Fruin tezelfder plaatse uit
voerig gesproken.
In dit deel wordt nogmaals een beknopt overzicht gegeven van
de Belgische archiefverzamelingen, voorzoover zij in het Algemeen
Rijksarchief te Brussel en in de Staatsarchieven in de provincies
berusten. De betere ordening van vele archieven, de uitgave van
talrijke inventarissen en het verwerven van aanwinsten maakten dit
overzicht zoo niet noodzakelijk dan toch in hooge mate wenschelijk.
Deze „Tableaux synoptiques des collections" zullen zeer zeker ge
waardeerd worden; ook de Nederlandsche historici kunnen onge
twijfeld, wanneer hunne onderzoekingen zich uitstrekken tot over
onze grenzen, er veel gemak van hebben. Dit geldt ook van de
uitvoerige opgaven van de historische studiën, die in de behandelde
periode zijn verschenen en geschreven werden na raadpleging der
archieven.
Bij het vermelden van de aanwinsten wordt vooral de nadruk
gelegd op de archieven van de negentiende eeuw. Verschillende
ministeries stonden een gedeelte van hun archief af aan het Belgische
Algemeen Rijksarchief, en ook de provinciale dépots kunnen bogen
op de overbrenging van zeer belangrijke gedeelten van de archieven
van de provinciale besturen. „Wat in een enkel dépot geschied is",
zegt D. Brouwers, „kan elders gebeuren. Onze taak voor de eerst
komende jaren zal het zijn het overbrengen te veralgemeenen". De
Belgische Algemeene Rijksarchivaris vestigt dan de aandacht op het
decreet van de Fransche regeering van 21 Juli 1936 over het over
brengen naar de Rijksarchiefdépöts van docementen, afkomstig van
Ministeries en Besturen. Zoo ziet men dus bij onze Zuiderburen
dr. Panhuysen heeft daar in zijn belangrijk betoog, gehouden in onze
laatste jaarvergadering, ook reeds op gewezen een groote belang
stelling voor de nieuwe archieven, die ook voor de Nederlandsche
archivarissen zoo straks het punt van bespreking zullen vormen.
Na het Verslag van het Algemeen Rijksarchief volgen de ver
slagen van de Staatsarchieven te Antwerpen, Arlon, Brugge, Gent,
Hasselt, Luik, Mons en Namur. Op vele plaatsen in de verschillende
verslagen wordt melding gemaakt van de overbrenging van gemeente
archieven, de toenemende belangstelling voor de locale geschiedenis
en het verlangen der gemeentebesturen naar den inventaris hunner
archieven. In vele gevallen blijken ook in België de beheerders der
staatsarchieven weinig tijd beschikbaar te hebben voor de inspectie
van de gemeentearchieven in hun ressort. Het zijn problemen, die
ook hier te lande niet onbekend zijn.
Overal getuigen de verslagen van naarstigen arbeid der archi
varissen en toenemende belangstelling voor de archieven. Voor datgene,
wat onze Zuiderburen bereikt hebben, passen ons woorden van groote
waardeering. Mogen de Belgische archivarissen na verloop van de
volgende periode met even gerechtvaardigden trots als thans op
hun werk kunnen terugzien. A. VAN DER POEST CLEMENT.
A. R. M. MOMMERS.
Les Archives de l'État en Belgique de 1930 a 1936. Het
Belgisch Staatsarchief van 1930 tot 1936. (1937 George Michiels-
Broeders, Tongeren).
131