van Quack aanwees zoodat diens naam hier niet had mogen ont breken en zoo zou er meer zijn op te sommen. Maar laat ik niet onbillijk worden door ondanks de pretentielooze inleiding van den bewerker toch een absolute volledigheid te verlangen. Dit biogra- phische woordenboek is een verdienstelijk werk en bovendien een sieraad voor iedere boekenkast. De tweede druk van de Engelsche „handleiding" is een werk des vredes geworden. Want al verscheen in 1922 de eerste druk ook onder de auspiciën van het Carnegie Endowment for International Peace, het probleem van de verzorging der oorlogsarchieven had den stoot tot de uitgave gegevende beoefening van de econo mische en sociale geschiedenis van den wereldoorlog had het werk noodig. De tweede druk is A Manual of Archive Administration zonder meer, de eerste was A Manual of Archive Administration including the problems of War Archives and Archive making. Met het voorwoord van prof. James T. Shotwell, aan wien, voor zoover het Engeland betrof, de algemeene leiding van de bronnenpublicaties van de Economie and Social History of the World War was opge dragen, is ook het hoofdstuk over de oorlogsarchieven geschrapt. Dit is de eenige ingrijpende wijziging in de structuur van het boek. Wel heeft Jenkinson zijn stof op verschillende punten aangevuld, uit gebreid of gewijzigd, maar dit betreft hoofdzakelijk de materieele verzorging der archieven en de inrichting der gebouwen. Het zijn de resultaten van gedurende de verloopen vijftien jaar opgedane ervaring. Uitvoeriger dan vroeger bespreekt Jenkinson de methoden, waarop deelen en losse stukken opgeborgen kunnen worden en hij besteedt daarbij speciale aandacht aan stukken van uitzonderlijk formaat. Hij weegt het pro en contra van een onderverdeeling der depots door zware binnenmuren tegen elkaar af: het verlies aan bergruimte tegen het voordeel, dat eventueel oorlogsonheil gelocaliseerd kan worden. Hij dringt aan op uniformiteit bij het beschrijven van zegels en komt terug op zijn in den eersten druk gegeven raad, om zegels als voorzorgmaatregel af te snijden en afzonderlijk te bewaren. Hij neemt 117 afscheid van zijn paragraaf over chemische hulpmiddelen bij verbleekt schrift: nu is het woord aan ultra-violette en infra-roode stralen „valde feliciter" Stond Jenkinson in 1922 nog sceptisch tegenover eenheid van terminologie bij het inventariseeren hij wenschte slechts, dat iedere archivist consequent zou zijn thans lijkt een dergelijke uniformiteit voor alle inventarissen, die in Engelsch sprekende landen verschijnen, hem reeds een aanlokkelijk idee. Voor het eerst klinkt ook 'zijn vraag, in hoe verre de zekerheid, dat alle archieven eens openbaar en aan kritiek onderworpen zullen zijn, nu reeds invloed heeft op hetgeen neer geschreven wordt. Jenkinson vraagt zich af, of men uit angst voor die openbaarheid niet minder op schrift zal stellen, dan anders het geval zou zijn, of men zich niet bij voorkeur zal bedienen van communicatie-middelen, die geen schriftelijke overblijfselen achterlaten. Tenslotte heeft hij dan nog de Conspectus of the Divisions of Administrations and Archives vervangen door een Classification of Archives; de ontwikkeling van de archiefwetenschap, in Engeland en elders, stelde hem in staat scherper lijnen te trekken. De wijzigingen en toevoegsels, in dezen tweeden druk aange bracht, zijn stellig waard, dat ook de Nederlandsche archivist er kennis van neemt. Er is echter nog een andere reden, die er mij toe brengt opnieuw de aandacht van vakgenooten voor het werk van Ienkinson te vragen. In den 31sten jaargang van het Archievenblad, bij het verschijnen van den eersten druk, heeft Dr. Moll dit namelijk al eens gedaan. Dr. Moll heeft er toen aan den eenen kant op gewezen, hoeveel Jenkinson te danken had aan Muller, Feith en Fruin, maar niet verheeld, dat de Engelsche handleiding ook allerlei questies aansnijdt, waarover in de Nederlandsche weinig of niet gesproken wordt, b.v. de materieele verzorging en het probleem van de archieven der toekomst. Volgens Dr. Moll had deze uitvoerigheid tengevolge, dat de Manual, als vervelend en kleingeestig boek, onze handleiding nog de loef af stak. Het schijnt mij eerder toe, dat Jenkinson zijn werk op een ander plan heeft getild, boven verveling en kleingeestigheid uit. De Manual is méér dan een handleiding bij het ordenen van archieven, het is in alle eenvoud en nuchterheid Archiefwetenschap. Van het begin tot het einde is de schrijver zich bewust van de bijzondere positie, die archivaris en archieven tusschen administratie en historiografie innemen: dit maakt hem tot een meester over zijn stof, hoezeer hij zich ook als archivaris een dienaar voelt, in de eerste plaats van zijn archieven en in de tweede plaats van de historici. 116 A. C, KERSBERGEN. A Manuel of Archive Administration by Hilary Jenkinson, sometime Scholar of Pembroke College and F. W. Maitland Lecturer in the University of CambridgeReader in Diplomatic and Englisch Archives in the University of London. New and revised Editon. London, Percy Lund, Humphries Co. Ltd. 12 Bedford Square, W. C. I. 1937. in het Rotterdamsch laarboekje voor 1931.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1939 | | pagina 16