1.52 omvattenden „Guide international des archives", en voor elk land gerangschikt in vier groepen: I. Nature, lieu de dépot et organisation des différentes categories d'archives; 11. Règlements concernant la conservation et 1' élimination des archives; 111. Facilités pour F usage public des archives; IV. Questions techniques concernant la sécurité des archives. In tegenstelling tot het eerst besproken Minerva-Handbuch, dat behalve voor archivisten ook voor archiefbezoekers geschreven is, valt bij deze uitgave meer de nadruk op kwesties, die alleen ons archivarissen interesseeren. Twee jaren na dezen belangrijken archiefgids zag de „Inter- nationaler Archivführer het licht. Reeds in de jaarvergadering van de Nederlandsche Vereeniging van Archivarissen in 1932') stelde Fruin in het licht, hoezeer het te betreuren was, dat er zoo weinig eenheid was in de internationale organisatie van het archiefwezen. Immers naast het zooeven genoemde comité consultatif d' archivistes bestond nog een archiefcommissie, ingesteld door het internationaal comité voor historische wetenschappen. Ook in deze commissie had Fruin zitting. Sinds het overlijden van Des Marez in 1932 was hij haar voorzitter. Na het sterven van Fruin nam de Italiaansche archivist Casanova zijn plaats in. De „Internationaler Archivführer" van 1936 is het werk van deze archiefcommissie. Ook hier waren vragenlijsten rondgezonden. Het historisch onderzoek in het buitenland te verge makkelijken stond bij het samenstellen van deze vragenlijst op den voorgrond. Men vindt in dit boekje, dat in hoofdzaak alleen op de Rijksarchieven van de verschillende landen betrekking heeft, mede- deelingen over de organisatie van het archiefwezen in het algemeen, de formaliteiten, die te vervullen zijn om toegang tot de archieven te krijgen, het jaar, tot welk de archivalia openbaar zijn, het aanwezig zijn van fotografische inrichtingen, en de uitleening van archiefstukken naar binnen- en buitenland. De archivisten Nabholz en Klaui te Zurich hebben door de bewerking van dit handige boekje niet alleen de historici, maar ook de archivarissen aan zich verplicht. A. VAN DER POEST CLEMENT. 153 Berichten, Zie Ned. Archievenblad 1932/33, blz. 16. Verzoek van de redactie. Bijdragen voor de volgende aflevering van het Nederlandsch Archievenblad worden gaarne voor 1 November 1938 ingewacht. Algemeen. Eerste'Kamer. Voorloopig verslag over de Rijksbegrooting van 1 938 (hoofdstuk VI, Onderwijs, kunsten en wetenschappen). Rijksarchivarissen (art; 140). Met verwijzing naar blz. 8 van de Memorie van toelichting, blz. 31 van het Voorloopig verslag der Tweede Kamer en blz. 47 van de Memorie van Antwoord daarop, werd gevraagd, waarom niet aan alle vijf waarnemende Rijksarchivarissen de aanstelling van archivaris wordt gegeven. Zij verrichten overeen komstig werk en dragen gelijke verantwoording; hun komt dan ook alleen het aan de betrekking verbonden salaris toe. De Minister sprak in de Memorie van antwoord van „het uiteindelijk voldoen aan een eisch van dienst." Indien dit zoo is, zoo werd door de aan het woord zijnde leden opgemerkt; waarom moeten dan een drietal hunner nog twee tot drie jaren wachten op het genieten van het aan de werkzaamheden van archivaris verbonden salaris? 's Rijks Geschiedkundige Publicatiën (art. 146a). Naar aanleiding van dit artikel stelden eenige leden de vraag, waarom niet wordt overgegaan tot aanstelling van een nieuwen directeur van het Bureau voor 's Rijks Geschiedkundige Publicatiën. Zij konden bezwaarlijk aannemen, dat bij de zoo gewichtige arbeid van dit bureau de directeur zonder schade zou kunnen worden gemist. Eerste Kamer. Memorie van Antwoord over de Rijksbe- grooting van 1938 (hoofdstuk VI, Onderwijs, kunsten en wetenschappen). Rijksarchivarissen (art. 140). Aan de uiteenzetting, die de ondergeteekende omtrent dit punt reeds gaf in de Memorie van antwoord op het voorloopig verslag der Iweede Kamer (blz. 47) kan hij weinig toevoegen zonder in herhaling te vervallen. Behalve dat budgetaire overwegingen hier nopen tot geleidelijk inloopen van den achterstand, pleit ook de ongelijkheid van diensttijd der vijf bij deze zaak betrokken ambtenaren hiervoor. 's Rijks Geschiedkundige Publicatiën (art. 146a). De wijze, waarop de dienst van R. G. P. voortaan zal worden ingericht, maakt nog een punt van overweging uit. Examens archiefambtenaar. - Voor het diploma van wetenschappelijk archiefambtenaar der tweede klasse zijn geslaagd de dames )onkvr. A. E. R. VAN DEN Bosch, lonkvr. M. SCHORER, Mej. L. VAN DER HaER, allen te 's-Gravenhage en Mej. E. SOHN te Schiedam en de heeren P. J. F. BlESTRA te Sappemeer, Drs. L. E. M. A. VAN HOMMERICH te Heerlen, L. OFFERMANS te Beek (L.) en B. H. M. VAN SON te 's-Hertogenbosch. Rijkscommissie voor de archiefexamens. Deze commissie is thans als volgt samengesteld Mr. R. BlILSMA, voorzitter, prof. Dr. H. BRUGMANS prof. W. NOLET, prof. Dr. O. OPPERMANN, Dr. P. A. MEILINK en Mr. A. MEERKAMP VAN EMDEN, leden. Rijksarchieven. Algemeen Rijksarchief. - Op het Algemeen Rijksarchief valt het overlijden van den hoofdcommies E. VAN DE POL te betreuren. Met ingang van 1 Augustus e.k. is tot commies aan de 2de afdeeling benoemd de heer M. D. LAMMERTS, thans commies aan het Rijksarchief in Zeeland. Bevorderd werden met ingang van

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1938 | | pagina 30