138 Het organiseerende Comité te Zürich stelde een aantal exem plaren van circulaire No. 2 te mijner beschikking, waar nadere bijzonderheden te vinden zijn. Circulaire No. 1 werd van uit Zürich direct aan tal van Nederlandsche adressen gezonden. Op aanvrage zenden wij deze tweede circulaire, zoolang de voorraad strekt, gaarne toe. De congresdeelnemers, die zich reeds na de in het vorig jaar verzonden eerste circulaire aanmeldden, hebben zelf de noodige papieren reeds ontvangen. De termijn voor aanmelding van voordrachten is verstreken. Aanmelding voor congresbezoek blijft nog open staan, maar in ver band met de beschikbare hotelruimte is het raadzaam met de aan melding niet tot het laatst te wachten. Deze congressen brengen in den drukken zomertijd een duizendtal menschen bijeen Mogen deze mededeelingen er toe medewerken, dat bij het opmaken van de zomerplannen met het „VIII. Internationaler Kongress für Geschichtswissenschaft" rekening wordt gehouden en een groote schare Nederlandsche historici zich dezen zomer naar Zürich zullen begeven Namens het Nederlandsch Comité voor Geschied kundige Wetenschappen: de Secretaris-Penningmeester, Dr. N. B. fENHAEFF, Helmstraat 12, Scheveningen. Boekbespreking. In plaats van een nieuw Supplement op het Oorkondenboek van Van den Bergh, zooals oorspronkelijk bedoeld was, heeft Dr. Obreen, in opdracht der Akademie van Wetenschappen, ondernomen een geheel nieuw OB. van Holland en Zeeland uit te geven. De eerste aflevering, die hier voor ons ligt, zal helaas, omdat de bewerker ondertusschen overleden is, de eenige van zijn hand blijven. Dat een nieuwe bewerker in de wijze van uitgave noemenswaardige ver andering brengen zal, geloof ik niet. Niettemin wil ik de bedenkingen, die bij het lezen dezer aflevering bij mij opgekomen zijn, niet onuit gesproken laten. 139 De bij Van den Bergh en de Fremery gedrukte oorkonden zijn met rond 35 vermeerderd helaas ook met belangrijke stukken verminderd. De giften der graven Dirk I, Dirk II en Arnulf aan het klooster Egmond, die in de aanteekeningen uit het evangelieboek over geleverd, daarna bij Van den Bergh No. 25, 66, 68, 90 en in de Fontes Egmundenses (blz. 61—64) gedrukt zijn, vindt men in het nieuwe OB. niet, hoewel ten minste twee daarvan door hun promul- gatio de vorm van notitiae hebben. Evenmin vindt men het in ge noemde aanteekeningen overgeleverde ruilverdrag van graaf Dirk V met het klooster Egmond (Fontes blz. 64), een voor de kritiek der oorkonde van 1083 (vlg. beneden) hoogst belangrijk stuk, en uit het Liber s. Adalberti de oorkonde van abt Adalhard (1106—1120, Van den Bergh No. 103 Fontes blz. 76). Wat men eveneens noode mist, zijn de Deperdita. Zij dienen in een behoorlijk OB. in de chronologische volgorde vermeld te worden; vaak zijn zij voor de beoordeeling van na-oorkonden van belang. De beteekenis van den handel der Friezen in de Rijnstreken b.v. zou den gebruiker van het OB. op hoogst indrukwekkende wijze verduidelijkt zijn, waren de tolprivileges, die de Friezen volgens opgave in het diploma van keizer Lodewiik de Vrome van 829, No. 13, van de Merovingische koningen Dagobert (I. 623 634), Sigibert (111. 634-656) en Chilperich (II., ca. 715-719) ontvangen hebben, op den behoorlijken plaats vermeld. Het zouden dan de nummers 1, 2 en 5 van het OB. geworden zijn! Ook de in den brief van paus Eugenius 111. van 1150, No. 148, vermelde oorkonde van bisschop Hartbert had reeds bij de jaren 1139 1 150 moeten aangehaald worden. Uit een brief van baron VAN Spaen van 1805 is ons een Deperditum van keizer Otto III van 997 bekend, waarin hij de St, Adalbertskerk te Aken met tienden te Goslar, Dortmund en op Walcheren begiftigt, dus de vóóroorkonde van No. 70 DH II 99. Ook na-oorkonden als die van koning Otto I van 947 DO I 84 en koning Otto II van 973 DO II 46 op het tolprivilege van keizer Lodewijk van 829 No. 13 hadden niet alleen in een noot mogen vermeld worden. Naast dit tekort een teveelevenals in het OB. van het Sticht Utrecht is ook in dit nieuwe OB. helaas materiaal opgenomen, dat niet in een OB„ maar in een regestenlijst thuis behoort; men vindt in fragment alle oorkonden, waarin de Westfriesche en later Hollandsche graven als getuigen genoemd worden, ook wanneer deze stukken in het geheel geen betrekking op Holland hebben. Dergelijke gegevens worden toch slechts bruikbaar, wanneer zij in chronologische volgorde met alles wat over deze personen in annalistische bronnen Oorkondenboek van Holland en Zeeland tot het einde van het Hollandsche Huis (1299) door Mr. L. Ph. C. van den Bergh - James DE FrEMERY. Tweede verbeterde en vermeerderde uitgave door Dr. H. G. A. Obreen. In opdracht en onder toezicht van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen te Amsterdam. 1937. Eerste aflevering. Blz. 1 —96, Oorkonden no. 1-189, tot het jaar 1168.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1938 | | pagina 23