132
aan welke bron dergelijke artikelen met historische waarde ont
sprongen zijn of door wien zij beïnvloed zijn. In verschillende landen
is het vraagstuk van de beteekenis van de krant als historische bron
reeds in studie genomen.
De door de moderne techniek vereischte methode bij het tot
stand komen van officieele stukken maakt deze ook minder geschikt
tot het gebruik als historisch materiaal Vroeger waren de ministers
meer dan thans vaklieden op hun terrein. Zij werden minder in beslag
genomen door parlementaire verplichtingen, het aantal zaken was
minder overweldigend en het werktempo minder opgezweept. Toen
werden veel meer stukken door de staatslieden, eigenhandig uitge
werkt. Zij schreven ze voor een groot gedeelte persoonlijk neer.
anneer zij echter het maken van een concept aan een hunner
medewerkers toevertrouwden - en die vormden toen maar een klein
kringetje - werd het concept meestal gecorrigeerd, zonder dat het
m zijn geheel overgeschreven werd, zoodat men uit zoo'n oud con
cept de geschiedenis van het uitgegane stuk kan aflezen.
Het uitwerken geschiedde langzamer en met meer zorg. Inge
burgerde kanselarijgewoonten brachten een groote vastheid in in
deel,ng, woordenkeus en stijl. De wijze, waarop een stuk tot stand
kwam, maakte het geschikt voor een diepgaande filologische tekst
kritiek, waaruit vérstrekkende gevolgtrekkingen betreffende de opvat
tingen en de bedoelingen van de concipierit of de concipienten met
vrij groote zekerheid of waarschijnlijkheid gemaakt konden worden
egenwoordig moet het opstellen van regeeringsstukken worden
toevertrouwd aan verschillende krachten, die buiten de politiek en
buiten den kring van staatslieden staan, en die daarom ook niet
ingewijd zijn in de plannen en de opvattingen van de regeering. Het
gevolg is, dat, al geven de verantwoordelijke politici ook aanwijzingen
aan dengene, die het stuk op moet stellen en al doet deze ook zijn
best om ze zoo goed mogelijk op te volgen, zich een nieuw element
sc uift tusschen het stuk en den staatsman, wiens wil en bedoelingen
dat stuk moet uitdrukken. Weliswaar worden de uitgaande stukken,
tenminste in belangrijke questies, vooraf gecorrigeerd, maar een stuk
behoudt toch het karakter, dat de eerste redacteur er aan gegeven
5 6 hlstor'cus moet dus voorzichtig zijn, wanneer hij uit een
dergelijk stuk w,l concludeeren, hoe de verantwoordelijke staatsman
zelt tegenover een questie stond.
Bovendien wordt er thans veel meer gedicteerd. Ook daardoor
wordt een stuk minder nauwkeurig en minder logisch overdacht
Correct,es kunnen ook daarin veel goed maken, maar een gedic
teerde tekst heeft toch de neiging om sporen van zijn oorspronkelijk
133
karakter te blijven vertoonen. Het tijdsgebrek dwingt regeerings-
diensten trouwens dikwijls om tevreden te zijn met een stuk, dat te
begrijpen is, zelfs al laten stijl en woordkeuze ook veel te wen-
schen over.
Dit alles te samen en daarbij nog het feit, dat thans vele
krachten minder goed geschoold zijn, hebben een verandering te
weeg gebracht in de kanselarijgebruiken, zij hebben er eigenlijk een
einde aan gemaakt. Stijl en woordenkeuze zijn vrijwel subjectief
geworden. Met filologische tekstkritiek kan men dan ook bij dit
materiaal niets meer beginnen.
A. C. KERSBERGEN.
Het Bureau voor Historische Demografie N.V. te
's'Gravenhage.
Aan het jaarverslag over het dertiende boekjaar 1937, ontieenen
wij het volgende
Het jaar 1937 eindigde voor het Bureau in diepen rouw. Op
16 December overleed geheel onverwacht de Directeur, de Heer
C. A. van Fenema. Hij was het, die het oorspronkelijk door zijn in
1933 overleden broeder opgezette werk met onvermoeibare energie
en groote doortastendheid voortzette en uitbreidde. Door zijn levendigen
geest en jeugdige opgewektheid wist hij de werklust en toewijding
van al degenen, die aan den arbeid deelnamen, aan te wakkeren
en een sfeer te scheppen van goede kameraadschap en samenwerking.
Ook voor de persoonlijke belangen zijner medewerkers had hij steeds
een open oor en nooit klopte iemand tevergeefs bij hem aan om
raad of steun. Een groot vriend en een nauwelijks te vervangen
stuwkracht ging van zijn medewerkers en van den arbeid, dien hij
met hart en ziel was toegedaan, heen.
Tot zijn opvolger werd in de vergadering van aandeelhouders
van 30 December benoemd zijn zoon Mr. H. M. van Fenema, adjunct-
directeur der vennootschap.
Op 26 November kwam bij het Bureau het verzoek in van den
Algemeenen Rijksarchivaris om op te geven of het Bureau bereid
was de gecopieerde acten in meervoud te ficheeren, zulks ten be
hoeve der Rijksarchieven in de provinciën en welk bedrag hiervoor
zou worden berekend. Een beslissing kon nog niet worden genomen.
Het aantal medewerkers bedroeg aan het einde van dit boekjaar 21
Terwijl wij dit schrijven, verheugt het Bureau zich in de mede
werking van een archiefambtenaar le klasse, terwijl twee der mede
werkers binnenkort het examen archiefambtenaar lie klasse hopen
af te leggen.