128
Een Zweed over moderne archieven.
In de laatst verschenen aflevering van het Historisk Tidskrift
(2de reeks, Iste jaargang, afl. I) is de rede afgedrukt, die wijlen
Torvald Höjer heeft gehouden bij de aanvaarding van het lidmaat
schap van de Zweedsche Koninklijke Academie voor Geschiedenis
en Oudheidkunde. In deze rede „Till fragan om den nyaste Histo-
riens kallor' heeft Höier eenige opmerkingen gemaakt over het ver
schil in karakter van moderne staatsarchieven en die uit vroeger
dagen, waaraan het volgende is ontleend.
In de eerste plaats wijst Höier op het verschil in quantiteit van
het oude en het nieuwe bronnenmateriaal. De zich gestadig uit
breidende staatsbemoeienis op nieuwe terreinen en de daarmede
hand aan hand gaande uitbouw van de regeeringsmachine geven
onophoudelijk aanleiding tot het ontstaan van officieele stukken in
hoeveelheden, waarvan onze voorvaderen zich geen voorstelling
hadden kunnen maken. De stukken hoopen zich in de openbare
archieven zoozeer op, dat het vraagstuk van de bewaring in menig
opzicht een zorgwekkend probleem gaat worden. De voortschrijdende
democratiseering en de daaruit voortvloeiende steeds verder gaande
eisch van openbaarheid bij de behandeling der zaken scheppen
aldoor aangroeiende massa's officieel drukwerk. De historicus raakt
eigenlijk in verlegenheid door de overstelpende rijkdom aan materiaal.
De stofkeuze wordt het voornaamste probleem, de overvloed van
bronnen een van de grootste moeielijkheden.
Het zal een vraagstuk, misschien een onoplosbare opgave worden,
om een tegelijkertijd verstandige, betrouwbare en doeltreffende
methode voor het uitdunnen van dit alles te bedenken. Men mag
misschien hopen, dat de vergankelijkheid van het moderne schrijf-
en drukmateriaal, in het bijzonder van het papier, de drukinkt en het
machineschrift mettertijd een uitdunning te weeg zal brengen, welis
waar in het wilde weg, maar misschien nog niet zoo onpractisch en
den historicus zeker zeer welkom.
Een grondige kennis van de moderne regeeringsmachine in haar
verschillende ontwikkelingsstadia, van haar werkwijze en kanselarij-
gebruiken zou ook meer mechanische schiftingsmethoden kunnen
aangeven, welke den toekomstigen historicus de moeite zouden
besparen bepaalde series historisch materiaal van a tot z door te
worstelen en hem in staat stellen om zich uitsluitend te wijden aan
datgene, wat voor zijn onderwerp van wezenlijk belang is. Hier ligt
stellig een zeer gewichtige taak voor den toekomstigen archivaris.
In ieder geval moet de betrekkelijke volledigheid op het gebied van
129
materiaal verzamelen, welke bij de behandeling van problemen uit
vroeger tijdvakken, met min of meer recht als eisch gesteld werd,
voor de nieuwste geschiedenis naar het rijk der droomen verwezen
worden.
Aan den anderen kant hebben de nieuwe toestanden ook een
inkrimping van andere soorten historisch materiaal met zich moeten
brengen en heiaas juist van dat materiaal, hetwelk er zich het meest
toe leenen zou om licht te werpen over het innerlijke verband der
feiten en over de bedoelingen en beweegredenen der op den voor
grond tredende figuren.
Het snelle tempo van het moderne leven, de overlading met
werkzaamheden, de verminderde zin en smaak voor litteraire bezig
heden hebben steeds meer beperkt of belemmerd het op schrift
stellen van voor het nageslacht bestemde aanteekeningen van allerlei
aard, die voor vroegere tijdperken van zooveel belang zijn, misschien
minder voor het verloop der feiten dan voor de kennis van het
karakter, de zienswijze en de bedoelingen van den schrijver. Dit
geldt nog in sterkere mate van de meer openhartige en persoonlijke
brieven, waarin historici van vroeger tijden zoo dikwijls gezocht en
ook gevonden hebben een leiddraad in den doolhof van feiten en
officieele stukken.
Weliswaar heeft onze eigen tijd aan een overvloed van memoires
het aanschijn geschonken. Over den wereldoorlog bestaat een heele
literatuur, maar een, waarvan de waarde niet in overeenstemming is
met den omvang. De meeste bewijzen juist, welken slechten bodem
onze tijd aan dergelijke geschriften biedt. Zij zijn meestal samen
gesteld, zonder dat de auteur gebruik heeft gemaakt van eigen aan
teekeningen uit de periode, waarin de gebeurtenissen voorvielen en
zonder pogingen tot controle met reeds toegankelijke officieele
stukken.
De ontwikkeling van het verkeer heeft in den laatsten tijd ook
de behoefte aan en den prikkel tot correspondentie tusschen staats
lieden en hun vertegenwoordigers in binnen- en buitenland zeer doen
afnemen. Terwijl de regeeringen hun meening over een bepaald
vraagstuk of een bepaalde situatie vroeger schriftelijk vast moesten
leggen en op die wijze ook hun orders en aanwijzingen moesten
geven, worden dit nu directe en persoonlijke mededeelingen, hetzij
doordat de betreffende ambtenaren op- of teruggeroepen worden,
hetzij, en dat in steeds grooter mate door telegrammen en telefoon
gesprekken. Nu men niet alleen met Londen, Parijs en Berlijn, maar
ook met Washington en Buenos-Aires kan spreken, wordt voor het
overbrengen van instructies en inlichtingen van dezen weg steeds