124
II. Denemarken
125
IV. Zweden.
namen, uitgedijd tot voortreffelijke verklarende woordenlijsten.
De taal van de inleiding is het landsmaak
2. Norske Lensrekneskapsb<f>ker 1548- 1567 (N. gewestelijke
„rekenschapsboeken"). I Rekneskap for Akershus len 1557—1558. 1937.
In een korte inleiding, in het landsmaak vertelt de Algemeene Rijks
archivaris, Asgaut Steinnes, dat het zijn bedoeling is in zeven deelen
achtereenvolgens werken van gelijken aard ook voor de andere
gewesten te publiceeren. Dit deel, bevattende de rekening en ver
antwoording van den Deenschen Stadhouder, Christiern Munck, aan
den Koning, betreffende door hem gedane uitgaven en door hem
geïnde bedragen aan belastingen in het gewest Akershus gedurende
den tijd verloopen van St. Michael 1557 tot St. Michael 1558, is
bezorgd door den Rijksarchivaris Jonas Jansen met hulp van J. Arup
Seip. Een algemeene inleiding en registers zullen gepubliceerd worden
in deel VII.
III. Inventarissen en a m b t e n a a r s I ij s t e n.
B. Embedsetater (ambtenaarslijsten).
1. Den civile Centra/administrations Embedsetat IV 1914 1935.
1936. Evenals in de vorige deelen vindt men hier lijsten van de
hoofden van de verschillende departementen, van de directeurs
generaal der verschillende directies, de administrateurs der departe
menten en de referendarissen der „kantoren". Een korte inleiding
van den Algemeenen Rijksarchivaris Axel Linvald vertelt ons, dat dit
deel, samengesteld door den Rijksarchivaris Harald J0RGENSEN, moet
beschouwd worden als een vervolg op het werk van zijn voorgangers
Kringelbach en Laursen.
Niet als deel van eenige serie verscheen in 1936, van de hand
van den Rijksarchivaris Erik Kroman een zeer belangrijke studie over
Kong Va/demars /ordebog (koning V.'s „landboek" (UrbarJ), „een der
belangrijkste bronnen zooals Axel Linvald in een korte inleiding
zegt, „voor de kennis van de Deensche maatschappij in de vroege
Middeneeuwen; tengevolge van een overeenkomst tusschen de Zweed-
sche en Deensche Rijksarchieven verwierven wij dit handschrift, dat
langen tijd in het bezit was geweest van de Koninklijke Bibliotheek
te Stockholm; de samensteller van dit geschrift wil trachten het
Zie Nederlandsch archievenblad, 1933-1934, no. 1 en 2/3.
vraagstuk van het ontstaan en de geschiedenis van dezen merk-
waardigen codex tot oplossing te brengen". Een der oorzaken van
de oneenigheden van de verschillende negentiende-eeuwsche geleerden,
die het handschrift bestudeerd hebben, is de bonte inhoud van den
codex, immers hij bevat, behalve het „landboek", o.a. ook annalen,
een lijst van Deensche koningen en van pausen, een overzicht over
koninkrijken en over bisdommen, een werk van Bernardus van Clairvaux,
„de regis filio captivato", een beschrijving van de reisroute van
Ribe naar het Heilige Land, en een verhandeling van Alanus van Lille,
„explicatio alarum Cherubim et pennarum". Wat het ontstaan betreft,
meent Kroman, dat de codex 1300 geschreven is in het Cister-
ciënserklooster te Sor0, op bevel van den toenmaligen abt Hemming,
door twee monniken, een zekeren Jens Jyde, schrijver óók van een
handschrift van een der ME. keuren, en een onbekende, en te be
schouwen is als een uiting van de veelzijdige belangstelling van het
klooster in litteraire en historisch-topographische onderwerpen, en
in zaken, hof en kanselarij betreffende. En wat de geschiedenis van
het handschrift betreft, merkt Kroman op, dat de „codex membraneus'"
waarover Stephanus Stephanius die in 1639 onzen Johannes Meursius
zou opvolgen als leeraar in Sor0 en koninklijk historiograaph spreekt
in de voorrede van zijn in 1629 te Leiden, waar hij toen studeerde,
verschenen werk „de regno Daniae et Norwegiee tractatus varii", en
dien hij daar bij zich had, zeker ons handschrift is. Van de verdere
lotgevallen van het handschrift is niets bekend, evenmin als in het
algemeen, van de geschiedenis van de oude kloosterbibliotheek
tot het 1700 in het bezit kwam van den Zweedschen geleerde
J. G. Sparfvenfeldt die het aan de Koninklijke Bibliotheek ten ge
schenke gaf.
C. Meddelanden fran Svenska Riksarkivet 1935, 1936, verschenen
in het jaar 1937.
Evenals de vorige mededeelingen zijn ook deze in drie groepen
verdeeldeen jaarverslag, correspondenties van archiefambtenaren,
en de gebruikelijke groep, omvattende kleine inventarissen, orde
ningen en beschrijvingen en artikelen over archiefwetenschap.
1935. In het algemeene gedeelte van het jaarverslag treft ons
1°. de mededeeling, dat het Algemeen Rijksarchief heeft bijgedragen
tot de tentoonstelling, die georganiseerd was ter gelegenheid van
Zie Nederlandsch archievenblad 1933—1934, no. 2/3.