122
Willem VI van Nassau, door Napoleon onttroond was en Dillenburg
bij het onder 's Keizers zwager Murat staande groothertogdom Berg
was ingelijfd, kwam het grootste deel van het archief in handen van
diens regeering, terwijl aan den Prins van Oranie alleen de akten van
het Vorstelijk Huis werden uitgeleverd, die in het Paleis Oranienstein,
de residentie van Willem V bij Diez, geborgen werden, totdat na
het verlies der souvereiniteit ook het particulier bezit van den Vorst
verbeurd verklaard werd en met het verlies der domeinen ook dit
paleis in handen der Franschen viel. Tijdens de Bergsche overheersching
gingen uit het Dillenburgsche archief belangrijké documenten teloor
en de toestand werd er niet beter op, toen na het herstel der
Oranjes in 1813 in het volgend jaar de nieuwe opstelling der archivalia
te haastig en daardoor ondoelmatig werd voltrokken. Een jaar later
dwong het Congres van Weenen den Koning der Nederlanden om
zijn Souverein Vorstendom Nassau grootendeels aan het Hertogdom
van dien naam af te staan. Als zetel van het „herzoglich-Nassauische"
centrale staatsarchief werd toen het oude residentieslot van Idstein
uitverkozen. Doch enkele jaren nadat in 1866 Nassau bij Pruisen was
ingelijfd, bleek dit kasteel te zwak te zijn om de aanzwellende
papiermassa te kunnen torsen, zoodat in 1881 het nu „Pruisische
Staatsarchief werd overgebracht naar het thans nog gebruikte nieuwe
gebouw in Wiesbaden.
In Dillenburg was na 1815 slechts een filiaal-archief overgebleven,
dat buitendien groote verliezen had geleden, doordat Koning Willem I
bedongen had, dat vele archivalia hem werden afgestaan. Door
toedoen van Arnoldi zijn dan toen ook belangrijke zendingen naar
Den Haag gekomen, en wel in dier mate, dat men mij in Wiesbaden
eens verzekerd heeft, dat men, uit Pruisisch oogpunt beschouwd,
deze daad van Arnoldi niet kon waardeeren. Van wat er in Dillenburg
over bleef berustte het toezicht bij Westerburg (1836 overleden),
welke leerling van Von Rauschard zijn talent ontplooide, toen hij
Von Eraths tiendeelig chronologisch overzicht der Nassausche ge
schiedenis („Conspectus historiae Nassoviensis universalis") gedurende
de jaren 736 tot 1769, in twee deelen voorzette tot aan het jaar
1815, toen het Huis van Oranje ophield de regeerende dynastie in
Nassau te zijn.1)
I. STEUR.
123
Het Algemeen Rijksarchief en het Skandinavische
achiefwezen.
(Supplement.)
I. Noorwegen.
In een vorige aankondiging moest ref. melden, dat van de
serie omvangrijke publicaties van Noorsche archivalia, bijv. de notulen
van den ministerraad in het gedenkwaardige jaar 1814, de bibliotheek
ten onzent niets bezat. Sindsdien is zij echter in het bezit gekomen
van twee gewichtige deelen
1. O/av Engelbriktssons Rekneskapsbfiker 1532-1538 (O. E.'s
„rekenschapsboeken"). 1936. De nagelaten papieren vari dezen man,
den laatsten Katholieken aartsbisschop van Throndhjem, die in 1537
Noorwegen moest verlaten, naar de Nederlanden uitweek, zich te
Lier vestigde en daar in 1538 stierf, berusten nu, na eenige omzwer
vingen, in het Algemeen Rijksarchief te Oslo. Een gedeelte van deze
papieren is reeds eenigen tijd geleden gedrukt in het Noorsche
Oorkondenboekde „landboeken" (Urbare) werden in 1926 uitgegeven
door den Rijksarchivaris Agerholt en Chr. Brinckmann een publi
catie, die men toen, om welke reden dan ook, niet naar den Haag
heeft gezonden de „rekenschapsboeken" zijn nu in druk ver
schenen, eveneens onder leiding van Agerholt met deskundige,
philologisch-historische hulp van J. Arup Seip. In een korte inleiding
beschrijven de uitgevers de zeven boeken, het eerste Bevat loon
lijsten van dienaren, over de jaren 1532—1537, in Noorwegen, het
tweede van dienaren, over het jaar 1537, in Lier, het derde lijsten
van uitgaven, o. a. voor kost en inwoning, gedurende de reis van
Enkhuizen over Antwerpen naar Lier, en daar ter plaatse, van Juni
1537 tot Januari 1538, toen de aartsbisschop stierf, het vierde de
rekening en verantwoording van des aartsbisschops rentmeester in
Bergen over het jaar 1536, het vijfde de opbrengsten van de „land-
hulp", een bijzondere belasting, en loonlijsten van dienaren, die in
den herfst van 1536 naar de Nederlanden waren gevaren om hulp
aan den keizer te vragen, het zesde de rekening en verantwoording
van de leiders van deze expeditie, het zevende lijsten van scheeps
volk en geschut. De registers zijn, vooral die van zaak- en persoons-
Voor den noodgedwongen afstand door den Koning raadplege men het ook
op den inhoud van Nederlandsche archieven (Koninklijk Huis-Archief en Algemeen
Kiiksarchief) gebouwde proefschrift van Dr. HEINZ FlSCHER: „Die oranischen Erblande
und die Vergröszerung der Niederlande. 1813-1815" (Limburg a. d. Lahn 1936),
Zie Nederlandsch archievenblad, 1932—1933, no. 4.