121
120
Vorst Christiaan kinderloos en zonder broeders na te laten, kwam
te overlijden, zoodat met hem de tak van Nassau-Dillenburg uitstierf.
Toen in 1743 ook het Huis van Nassau-Siegen was uitgestorven met
den onttroonden Vorst Wilhelm Hyacinth (die als pretendeerend Prins
van Oranje de nalatenschap van Prins Willem III in zijn geheel voor
zich had opgeëischt, waarvoor hij alles op het spel zette, tot zelfs
het verlies van zijn land toe) werd Prins Willem IV van Oranje, Vorst
van Nassau-Diez, de erfgenaam van het nu weldra tot één Vorstendom
Nassau-Oranien hereenigd land van Jan van Nassau. Daarvan werd
Dillenburg wederom de hoofdstad, doch residentie werd het niet,
daar de Vorst als Stadhouder in de Nederlanden verblijf hield. Dien
tengevolge werd daar een aparte kanselarij door den Vorst opgericht
om de regeering van Nassau te leiden. Doch het archief van het
Huis Nassau, dat ook na den dood van Graaf Jan, ondanks de
splitsing van het land, in Dillenburg gebleven was, werd er ook thans
achtergelaten. Ook werden de archieven der na de deeling van 1607
ontstane kanselarijen van Diez, Hadamar en Siegen thans hierheen
overgebracht. Dientengevolge kwam de kanselarij in Den Haag
volkomen gescheiden te staan van den archiefdienst in Dillen
burg
De „archivarius" van Nassau-Diez, Wissenbach, was in 1743
tegelijk met zijn „deelarchief naar Dillenburg gekomen, waar hij nu
de leiding van het geheele archief-agglomeraat kreeg, sinds ook de
archieven uit de vroegere residenties Hadamar en Siegen daarheen
overgebracht waren. Toen hij in 174/ stierf had de Vorst een archi
varis noodig, die speciaal op het gebied der oorkondenleer getraind
was, omdat, zoolang Prins Willem V niet geboren was, voor 's Vorsten
dochter Carolina de vrouwelijke opvolging in Nassau verzekerd moest
worden tegen de eventueele aanspraken van de Huizen Nassau-
Weilburg, -Usingen en -Saarbriicken, aangezien de met deze leden
der Walramsche linie in 1736 door Vorst Christiaan namens de Ottonen
(Prins Willem IV dus inbegrepen) gesloten „Erbverein" eerst de
manstam uit den anderen tak voor de erfopvolging in aanmerking
liet komen, alvorens een vrouw mocht opvolgen. Daarom riep Prins
Willem IV in 1747 Von Erath als „archivarius" naar Dillenburg. Deze
werd na den dood van Willem IV zelfs met de Vorstin-weduwe
Anna en met Hertog Karel van Brunswiik medevoogd over Willem V
als Vorst van Nassau. Van Von Eraths verbazingwekkende prestaties
evenals die van zijn opvolgers Von Rauschard en Von Arnoldi hebben
Een uiteenzetting van de samenstelling en werkwijze van dit „Hofdepartement"
zal binnenkort in dit blad verschijnen.
wij elders kort melding gemaakt Hier zij er alleen op gewezen,
dat onder zijn directoraat de noodige uitbreiding van lokaliteit in
de slotgewelven werd verkregen.
In de archiefkamer, waarboven de Bijbeltekst prijkte: „Memento
dierum antiquorum, cogita generationes singulas, interroga maiores
tuos et dicent tibi stonden in 1760 c. 330 van handgrepen voorziene
kistjes opgestapeld, waarin zoowel de gebonden akten als de oor
spronkelijke oorkonden in chronologische volgorde geborgen waren.
In dat jaar kwam er stilstand in de geweldige inventarisatiearbeid
van Von Erath, daar wegens de oorlogsgebeurtenissen (hoewel Nassau
in den zevenjarigen oorlog neutraal was, was de sterke Dillenburg
door Harinoveraansche troepen bezet) het archief op last der in de
stad zetelende „Landesregierung" naar het afgelegen slot Beilstein
in veiligheid gebracht werd. Gelukkig, kan men zeggen. Want kort
daarna schoten Fransche troepen het sterke kasteel in brand, zoodat
dit trotsche burchtpaleis een prooi der vlammen werd en weldra
met den grond werd gelijk gemaakt. In 1766 werd een nu nog bestaand
nieuw archiefgebouw voltooid, waarin de schatten van eeuwen veilig
geborgen werden en tevens zoodanig werden verzorgd, dat een
vakman uit de achttiende eeuw, zoowel wat de materieele verzorging
als wat de wijze van ordening betreft, den lof van den nieuwen
directeur Von Rauschard kon zingen: „Die Originalien sind chrono
logisch in den Schubladen gelegt, die auswarts die Jahreszahlen
zeigen. Richtige Kopien liegen bey den Akten von jedem Original,
welches nicht allein dazu dient, dasz der Archivar nicht nur jede
Original-Urkunde finden kann, sondern auch hauptsachlich deswegen,
damit man bey Vorfallen nicht allemal nötig hat, das Original her-
vorzusuchen. wodurch solches. geschont wird, indem man sich
auf die richtigen Kopien verlassen kann. Weiter habe ich in diesem
Archive etwas gefunden, so ich in keinem anderen gefunden habe,
nemlich eine genaue Zeichnung aller Siegel der Original-Urkunden
vom Jahre 1103 bis 1400, ni fallor, jede auf einem besonderen Blatt
mit der Nachweisung, von welcher Urkunde, und der Archivnummer
des Repertorii.
Ook onder Von Rauschards opvolger, den dijdomaat en historicus
Johannes von Arnoldi, bleef de roem van het „Repertorien-wesen"
van het Dillenburgsch archief onverkort bestaan. Anders dan in 1760
evenwel werden thans de Fransche oorlogen het archief noodlottig.
Toen in 1806 de zoon van Prins Willem V, als regeerend Vorst
Zie miin artikel over VON ERATH in dit orgaan, jaargang 1935— 1936, blz. 89 95.
Over ARNOLDI verschijnt binnenkort een studie van mijn hand in de „Bijdragen voor
Vaderlandsche Geschiedenis".