112 De zaak bleef ook thans bij het oude en zelfs de vaststelling van een instructie voor den nieuw opgetreden Tresorier-generaal Brasser bij resolutie der Staten-Generaal van 12 Mei 1637 de eerste voor dit ambt gearresteerde instructie (zie missive R. v. St. aan St.-G. 15 April 1637) leidde er niet toe, de aangelegenheid der auditie van de particuliere comptabelen tot een beslissing te brengen. circumspectie en grooter dienst van den lande zoude kunnen te werk gaan bij het afhooren der rekeningen als door den Raad van State werd gedaan. Ai ware het ook, dat de Generaliteitsrekenkamer hierin gelijkwaardig zou kunnen zijn aan den Raad van State, zoo zoude, wanneer er kwestie was, aan wie de auditie van de reke ningen der comptabelen zoude behooren te worden opgedragen, dit dienen te geschieden aan het college, waaraan het van den aanvang der regeering af is gedefereerd geweest; de afhooring van de reke ningen zou aldus oordeelde de Raad van State zonder nader onderzoek van zaken niet aan de Generaliteitsrekenkamer kunnen worden gebracht. Prins Frederik Hendrik kwam ten gunste van den Raad van State tusschen beide; en daarop namen de Staten-Generaal op 23 Sep tember 1634 het besluit de zaak der particuliere comptabelen nader te examineeren. H.H. Mogenden zouden zich in Januari 1637 weder met de aangelegenheid bezig houden. In de vergadering van 7 Januari presi deerde de Zeeuwsche gedeputeerde Johan de Knuyt; deze hield aan de Staten voor, dat er een pertinente resolutie was genomen, dat de particuliere comptabelen zouden rekenen voor de Generaliteits rekenkamer; hij vroeg thans, of men deze resolutie niet effect behoorde te laten sorteeren. De Staten-Generaal besloten enkelen uit hun midden aan te wijzen, die met gecommitteerden uit den Raad van State en uit de Generaliteitsrekenkamer in overleg zouden treden. Op 19 Januari 1637 had de conferentie plaats, waarin beide partijen hun standpunt toelichtten. Er is een text bewaard gebleven van de Redenen en Consideratiën van den Raad van State (van 1634), waarbij de bedenkingen daartegen van de Generaliteitsrekenkamer zijn gesteld; consideratiën met bedenkingen staan afgeschreven in een register in het Rekenkamer-archief. (Inv. No. 65, fol. 322 342). Het geheele stuk vindt men bovendien afgedrukt bij Aitzema, Saken van Staet en Oorlogh, Deel 2, Boek 19 (het is daar opgenomen aan het einde der gebeurtenissen van het jaar 1639 en dus enkele jaren te laat gedateerd). Hernieuwde aandrang, in December 1648 door gedeputeerden van Zeeland uitgeoefend, had evenmin gevolg (res. St.-G. 12 December 113 1648); het zou voorbehouden blijven aan de Groote Vergadering van 1651 om het geschilpunt op te lossen. Van de gedeputeerden van Zeeland ging ook ditmaal weder de aandrang uit. In de Groote Vergadering van 2 Februari 1651 kwam ter tafel een instructie voor den Raad van State met de daarin door Zeeland geconcipieerde wijzigingen. Artikel 10 van dit concept schreef voor, dat de Raad van State zorg zou dragen, dat alle comptabelen van de Generaliteitsmiddelen behoorlijk zouden rekenen ter Genera liteitsrekenkamer. Het Zeeuwsche concept der instructie is ingeschreven in het register der resolutiën van de Groote Vergadering; aldaar staat de dateering der instructie van den Raad van State van 12 April 1588 aan het einde van het concept. Den text ervan vinden wij afgedrukt in het Groot P/acaetboek Vierde deel, pag. 121. Bij deze publicatie is de dateering 12 April 1588 overgenomen en dit heeft geleid tot de foutieve betiteling in het Placaetboek, volgens welke het concept van 1651 de oorspronkelijke instructie voor den Raad van State der Vereenigde Nederlanden van 1588 zoude wezen. In de bijeenkomst op de groote zaal van het Hof te 's-Gravenhage, alwaar de Staten-Generaal als Groote Vergadering destijds zitting hadden, bracht de provincie Gelderland op 12 Mei 1651 een concept instructie voor den Raad van State bij wijze van advies ter tafel; dit concept bevatte in artikel 10 het voorschrift, dat de Raad van State zorg zou dragen, dat alle comptabelen wegens de generaliteits middelen, ook van vivres, ammunitie van oorlog en van alle andere inkomsten, jaarlijks aan de Generaliteitsrekenkamer zouden overleveren drie rekeningen, één voor den Raad van State, één voor de Gene raliteitsrekenkamer en één voor den rendant, met bijvoeging van alle origineele documenten; nadat de rekeningen door de Generaliteits rekenkamer gesloten waren, zouden die dubbelen als voren gezegd worden overgeleverd. Vrijwel overeenkomstig deze formuleering werd de bepaling als artikel 18 opgenomen in de instructie voor den Raad van State, die door de Groote Vergadering op 18 Juli 1651 werd gearresteerd Groot Placaetboek, Vierde deel, pag. 127); artikel 18 verduidelijkt, dat de comptabelen jaarlijks aan de Generaliteitsrekenkamer zullen „rekenen en overleveren" drie rekeningen. In de gewone vergadering der Staten-Generaal van 30 September 1651 werd daarop de instructie voor de Generaliteitsrekenkamer in dezen zin aangevuldeen gelijke zorg als aan den Raad van State bij de instructie in artikel 18 was opgedragen, kwam ook te rusten op de Generaliteitsrekenkamer, die bij uitsluiting het afhoorend

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1938 | | pagina 10