70
de archieven van de colleges, die over het tegenwoordig gebied
der gemeente Alkmaar rechtspraak hebben uitgeoefend (1928);
de nieuw-rechterlijke archieven van Alkmaar (1929).
Ook verschillende kleinere archieven werden geordend en be
schreven.
De laatste jaren was hij vooral bezig met een geheel nieuwe
inventarisatie van het z.g. administratief archief.
Toen hij te Alkmaar kwam vond hij nog de oude inventaris van
P. Scheltema (uit 1869!), door Bruinvis in 1903 en 1917 met supple
menten aangevuld.
Die inventaris had 3 groote hoofdafdeelingen1. De Papieren
en Perkamenten, 2. De Boeken en Banden, 3. De Kaarten en Grond-
teekeningen.
Men begrijpt, dat het „organisch geheel" van het archief hier
door al onmiddellijk geheel uit elkaar was gerukt. Voorts waren er
allerlei elementen in opgenomen, die er totaal niet in thuis hoorden.
De nieuwe inventaris heeft de heer Dresch, voor wat betreft
het gedeelte van vóór 1795, nagenoeg voltooid. De gedeelten na
1795 wachten nog op afwerking.
Hij bewees verder zijn gezonden kijk op de eischen van de
praktijk door te zorgen voor het op stapel zetten van een groot
aantal klappers, waarvan hij o. a. die op alle uiterste wilsbeschik
kingen in het notariëel archief geheel voltooid mocht zien.
Ook voor de andere onder zijn beheer staande verzamelingen
(museum, bibliotheek en prentverzameling) stond hij steeds op de bres.
Een „Catalogus der verzameling schilderijen in het Stedelijk
Museum te Alkmaar", door hem opnieuw bewerkt, zag in 1932
het licht.
Graag trok hij persoonlijk naar allerlei veilingen om te trachten
de een of andere aanwinst te verwerven.
Een belangrijke verbetering werd bereikt, toen de administratie
van het archief c. a. in 1926 werd verplaatst naar het gebouw
Langestraat 85, boven de Openbare Leeszaal.
De geheele bibliotheek en de uitgebreide prent- en kaartver
zameling konden eveneens daarheen worden overgebracht.
Het oude, ruime vertrek, dat voordien den archivaris had ge
huisvest, kon toen bij het museum worden getrokken, terwijl in het
archiefdepót meer plaats beschikbaar kwam.
De bergruimte werd, deels door het stellen van nieuwe, stalen
kasten, deels door het bijtimmeren van houten kasten, aanzienlijk
vergroot.
71
Buiten de veeleischende werkzaamheden aan het Alkmaarsche
gemeentearchief namen nog talrijke andere bezigheden hem in beslag.
Allereerst moge te dezer plaatse worden gememoreerd hoe hij
bij de oprichting van de „Vereeniging van Gemeente-archivarissen",
op 26 Aug. 1919, tot lid van het bestuur werd gekozen en hoe hij
later, toen deze vereeniging was opgegaan in de „Afdeeling van
Gemeente- en Waterschapsarchiefambtenaren", tot tweemaal toe (in
1923 en 1925) tot voorzitter benoemd werd.
In opdracht van het Gemeentebestuur van Beverwijk ordende
hij het archief dier gemeente. In 1929 verscheen de inventaris van
het oud-archief (tot 1817) in druk.
Bij de inrichting van de Kennemer Oudheidkamer en bij andere
gelegenheden verleende hij aldaar zijn zeer gewaardeerde medewerking.
Ten behoeve van allerlei openbare lichamen (o.a. waterschappen)
en van particulieren verrichtte hij soms diepgaande onderzoekingen,
waarvan de resultaten, in vaak lijvige rapporten neergelegd, er zeker
niet zelden toe bijdroegen om processen inzake onderhoud van wegen
en dijken, visch-, veer- en tolrechten, schuldplichtigheid van landen e. d.
tot een gunstig einde te brengen.
Talrijke publicaties van zijn hand verschenen in diverse perio
dieken en gedenkboeken, o. a. „De rooftocht van Dirk Maertenss,
van Schagen en zijn bende in 1568 in Noord-Holland" en „Rekening
van Maerten Ruychaver, thesaurier in het Noorderkwartier, 1572/73"
(resp. in Bijdr. Meded. Hist. Gen., deel 46 en 49); „Schiedam in 1813"
(Hist. Gedenkboek 1813, deel 3); „De stede Beverwijk van den
Graaflijken tijd tot en met het verval der heerlijke rechten" (Gedenk
boek Beverwijk, 1927); „Een cartularium uit de 15de eeuw van de
abdij van Egmond" en „De archieven van de abdij van Egmond"
(resp. in Bijdr. Gesch. Bisd. Haarlem, deel 47 en 51); Alkmaar en
het Groot N. Holl. Kanaal (Gedenkboek herdenking 100-jarig bestaan
van het Kanaal, 1927).
Wanneer men weet hoeveel werk er alleen reeds aan het samen
stellen van een archief-inventaris is verbonden, zal men moeten
toegeven, dat in de 15 jaren, die N. M. Dresch te Alkmaar werk
zaam was, door hem met zijn tijd is gewoekerd. Wanneer men
bovendien de eerbiedwekkende hoeveelheid materiaal ziet, die door
dezen rusteloozen werker uit diverse archieven is bijeengebracht en
die nu in zijn oude werkkamer een bewaarplaats heeft gevonden
stapels aanteekeningen, uittreksels en afschriften betreffende allerlei
onderwerpen, dan beseft men nog weer eens diep hoe plotseling
deze man midden uit zijn werk is weggehaald.
In de raadszitting van 23 Dec. j.l. heeft het gemeentebestuur,