68 de inventariseeringsarbeid, de hoofdtaak van den archivaris, lag hem met bijster en veel is er in dit opzicht niet van zijn hand verschenen. Daarentegen getuigen de inleidingen bij eigen of onder zijn leiding tot stand gekomen archiefinventarissen van doorwrochten arbeid; zij bevatten tal van belangrijke mededeelingen en zijn meerendeels in een zeer leesbaren vorm gegoten. Naast zijn ambtswerk ondernam Schoengen, zooals' ik hiervoor reeds opmerkte, het samenstellen van de geschiedenis van het onderwijs in Nederland, een werk, groot van opzet en omvang, dat hij echter bij lange na niet heeft kunnen voltooien. Voorts werkte hij geregeld aan het bijeenbrengen van ge gevens voor een Nederlandsch Monasticon, tot welks samenstelling hij een opdracht had ontvangen van de Koninklijke Academie van Wetenschappen. Ook dit werk is niet voltooid; als een gedeeltelijk resultaat is aan te merken de door hem samengestelde lijst van kloosters van de eerste orde van St. Franciscus in Nederland, in 1927 verschenen in de „Franziskanische Studiën".1) Zijn tallooze aan- teekeningen, meerendeels op kerkelijke zaken en op kloosters be trekking hebbende, zijn gelukkig in vertrouwde handen gekomen; mèt zijn bibliotheek zijn zij, dank zij de goede zorgen van Monseigneur Dr. Van Oils te Roermond, in eigendom overgegaan aan de R. K. Universiteit te Nijmegen, waar zij ongetwijfeld velen tot nut zullen zijn. In 1933 werd aan Schoengen, wegens het bereiken van den pensioengerechtigden leeftijd, eervol ontslag verleendhij kreeg echter toestemming om voorloopig een kamer in het Rijksarchief te gebruiken, teneinde zijn werkzaamheden aan het Monasticon te kunnen voort zetten. Hij heeft daar kunnen arbeiden omringd door de bibliotheek van het archief, welke vooral door zijn toedoen zeer in omvang was toegenomen en die hij, zooveel de hem toegestane middelen dat toelieten, op een hoog peil heeft weten te brengen. De band met het archiefwezen werd voorgoed verbroken, toen Schoengen tegen het einde van het jaar 1933 eervol ontslag kreeg als inspecteur der gemeente- en waterschapsarchieven in Overijsel, waartoe hij in 1926 door Uedeputeerde Staten dier provincie was benoemd. In de laatste jaren van zijn beheer te Zwolle heeft hij leiding gegeven aan de uitbreiding van het archiefgebouw. Niet het minst aan zijn ijveren is het te danken, dat een perceel naast de Sassen- poort door het Rijk werd aangekocht, dat, na te zijn verbouwd, 69 ingericht werd voor werkgebouw der ambtenaren, die nu voortaan niet meer gedoemd zouden zijn gedurende hun diensturen onaf gebroken in het fraaie maar kille middeleeuwsche poortgebouw te moeten vertoeven. Met hoeveel trots kon Schoengen de bezoekers door de nieuwe vertrekken leiden of hun de schatten toonen, welke de Sassenpoort bevatte; hoe hartelijk was zijn begroeting daar bij het weerzien van een oude bekende; hoe behulpzaam en steeds bereid tot het geven van inlichtingen voor wetenschappelijke doeleinden is hij tot het laatst toe gebleven. Weliswaar leefde Schoengen buiten het archief wezen om stil en teruggetrokken en lag het deelnemen aan het maatschappelijk leven niet in zijn aard, maar met de volle overgave van zijn hart heeft hij zich gewijd aan zijn werk - aan de taak, die voor hem in dit leven was weggelegd. Daardoor is deze schijn baar zoo eenzame figuur voor werkelijke eenzaamheid behoed. D. P. M. GRASW1NCKEL. Lijst der geschriften van Dr. M. A. Schoengen. Hoewel naar volledigheid van deze lijst is gestreefd, bestaat de mogelijkheid, dat een of ander couranten-artikel of een bijdrage in een buitenlandsch tijdschrift over het hoofd is gezien. Bij de samen stelling werd dankbaar gebruik gemaakt van door Monseigneur Dr. Van Gils verstrekte gegevens, in het bijzonder voor wat verschillende couranten-artikelen betreft. D. P. M. G. Die internationale katholische Universiteit Freiburg in der Schweiz. Vertaling met R. Brunner van de tweede Fransche uitgave van L' Université de Fribourg, door C. Morel; Freiburg (Br.), blz. 1-83, geïllustreerd, 1895. Die Schule von Zwolle von ihren Anfangen bis zur Einiührung dei Reformation (1582), I Theil, Von den AnfHngen bis zu dem Auftreten des Humanismus (Academisch proefschrift), Freiburg (Schweiz), blz. 1-127, 1898. Iets over den jaarstijl in kloosterorden gebruikt (in Nederlandsch Archievenblad, tiende jaargang, blz. 18-24), 1901 1902. Het Weduwenhuis te Doesburg (in: Bijdragen en Mededeelingen van de Vereeniging Gelre, deel V, blz. 383 400), 1902. Over het zapon (in: Nederlandsch Archievenblad, elfde jaargang, blz. 32-45), 1902/1903. Verslag van Dr. Sello's lezing over zapon op den dritten Deutschen Archivtag te Dusseldorp (in: Nederlandsch Archievenblad, elfde jaar gang, blz. 143-156), 1902/1903. v-n W.mneihZal denk 'TT inLterress,eerern te vernemen, dat de Koninklijke Academie apperi besloten heeft de afwerking van het reeds door Dr. SCHOENGEN ingezonden 1ste deel van het Monasticon op te dragen aan een jong historicus, r. r. t_. BOEREN te Niimegen. Het voornemen bestaat dezen ook de bewerking .van de verdere deelen op te dragen.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1937 | | pagina 5