94 afstand van elkaar, is vrij willekeurig, een gevolg van het feit, dat de geschiedenis van de inbeslagname en het beheer der goederen niet grondig is bekeken. De noten, die ons omtrent die verspreide stukken moeten inlichten, geven daarop althans geen duidelijken kijk. Om de zaak nog ingewikkelder te maken, zijn in de onderafdeeling „domeinen in de Veluwe' (nos. 1385 vlg.) stukken vereenigd, die betrekking hebben op de door de Rekenkamer te Arnhem beheerde landsheerlijke domeinen en op geestelijk goed, dat door de Gedeputeerde Staten van het Kwartier werd beheerd (inv. no. 1391). Met het bestaan van de Rekenkamer wordt trouwens vrijwel nergens rekening gehouden. Waarom is b.v. in de uitvoerige aanteekening aan het hoofd van de onderafdeeling „muntslag te Harderwijk (I blz. 260) niet medegedeeld, dat de Munt van 1584 tot 1795 onder het beheer van de Rekenkamer heeft gestaan? In den inventaris van het archief van dat college is er veel over te vinden. Het is jammer, dat de inventaris van het oud-archief van Arnhem, dat veel overeenkomst vertoont met het Harderwijker archief, niet tijdig genoeg is verschenen om tot voorbeeld te kunnen worden genomen bij de indeeling van dezen inventaris. Ook de reeds in 1930 uitgekomen inventaris van in het Arnhemsche archief gedeponeerde archieven, van dezelfde hand als die van het hoofdarchief, zou na volging verdiend hebben, althans wat de indeeling van de stukken betreft. Het is namelijk vooral de indeeling van den inventaris, de groepeering van de stukken en tot op zekere hoogte de daarbij ver strekte toelichting, waarop ik eenige critiek meen te mogen oefenen. Bij de omschrijving van de stukken is een ervaren archiefambtenaar als de heer Berends is stellig niet te kort geschoten, ik juich het toe, dat hij den Arnhemschen inventaris niet navolgde bij de beschrijving van reeksen van resolutieboeken, rekeningen, enz.volgens het oude en bij het gebruik doelmatig gebleken systeem heeft hij ieder deel van die reeksen in den gedrukten inventaris afzonderlijk vermeld. De door het Arnhemsche systeem verkregen besparing van druk kosten zou niet van veel beteekenis zijn geweest. Ware een belangrijke besparing alsnog noodzakelijk geweest, dan zou een inkorting van de regestenlijst hebben moeten worden overwogen. Deze is blijkens een mededeeling aan het slot van de inleiding al veel beperkter dan oorspronkelijk bedoeld was, maar het zou m.i. aan het werk geen groote schade hebben gedaan, indien bijv. 1550 als eindjaar ware genomen. Intusschen kan mijn oordeel over de regestenlijst in het algemeen gunstig luiden. Ik meen er, gelijk ik reeds zeide, verschillende handen in op te merken, maar de goede regesten zijn toch stellig ver in de 95 meerderheid De inhoud is zeer aantrekkelijk voor ieder, die belang stelt in de Geldersche geschiedenis. Het werk wordt besloten door een zeer uitvoerigen index, zóó uitvoerig, dat hier en daar de grenzen zijn overschreden, die men voor zoo'n wegwijzer pleegt te stellen Met name is niet vastgehouden aan den regel, dat de~naam, waaronder geindiceerd wordt, in den tekst behoort voor te komen. Zoo is b.v. regest 141 te vinden onder Gelderland, zelfmoordenaars, regest 518 onder Gelderland, belastingen; de onderteekenaar van het stuk, bedoeld in regest 1001, is geindi ceerd onder Gelderland, Rekenkamer (Griffier van de). Ook onder het woord Harderwijk zijn dergelijke afwijkingen van het algemeen gevolgde systeem te vinden. Een andere afwijking is, dat nu en dan het adjectief bij de indiceering voorop is gesteld Fransche keizerrijk, Geestelijke stichtingen, Nationale vergadering. Ik ben echter altijd geneigd, den vervaardiger van een omvangrijken index te bewonderen. Ook hier verstomt de critiek bij den aanblik van het moeizame werk, dat verricht is om er ons mee te gerieven. Ik wil deze aankondiging eindigen met de hoop uit te spreken, dat de gemeente Harderwijk, die voor de inventarisatie van haar oud-archief veel geld over heeft gehad, ook de middelen zal weten te vinden om een behoorlijke bewaarplaats er voor in te richten. De grijze bewerker van den inventaris zal er zich stellig in verheugen, dit te mogen beleven. Door het huwelijk van onze Kroonprinses is de belangstelling voor dit onderwerp, zoo ook de algemeene belangstelling voor de geschiedenis van ons Vorstenhuis en van ons land sterk naar voren getreden, getuige de vele nieuwe werken die in den laatsten tijd daarover het licht hebben gezien. De volledige stamreeksen die ook bij die gelegenheid zijn verschenen, hebben het bij het werk van den Heer Van Banning mogelijk gemaakt zich te beperken, zonder dat daarbij aan de afwerking van het geheel werd te kort gedaan. In een kort bestek heeft de schrijver een zeer belangwekkend MARTENS. P. D. van Banning. De afstammelingen uit de overgrootouders van Prinses /uliana en Prins Bernhard, voorafgegaan door een Staat van afstamming der Europeesche vorsten uit Prins Willem van Oranje, en eene inleiding over de Positie van de Kroon en de Troonopvolging in ons Staatsbestel. A, A. M. Stols' Uitgeversmaatschappij, Maastricht. Iemand, die in Gelderland thuis is, zou niet licht de Berwen voor de Herwen hebben gelezen (reg. 29).

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1937 | | pagina 20