84 werpen over betrekkingen met buitenlandsche mogendheden bevatten, in de eerstgenoemde taal werden neergeschreven, terwijl eerst later het Hethietisch werd gebruikt; hieruit zou moeten volgen, dat er dan een of andere dwangpositie moest geweest, die het Babylonisch als taal van buitenlandsche zaken deed gebruiken. Uit het bovenstaande zal het den belangstellenden lezer wel willen opvallen, hoe gelukkig het maar was, dat er een archief bewaarplaats gevonden is, die tegen de stormen der tijden opkon en voorts, dat de archiefstukken zelve de opteekeningen der Hattiërs, dus inheemsche voor een goed deel (of geheel?) bevatten en dat zij aan geen invloed van buiten blootgesteld waren, wat voor de leemen tafeltjes slechts gold, daar de metalen, gelijk reeds hierboven opgemerkt werd, door onbekendheid met de wetten der scheikunde, verloren zijn gegaan. Al kunnen wij dan niet spreken van een ongeschonden archief, wat tot ons gekomen is, het aanwezige materiaal heeft zegenrijke gevolgen gehad voor verschillende wetenschappen a. voor de philologen, die een schat van kennis opdeden met betrekking tot de talen van Klein-Azië; b. voor de historici, die nu konden nagaan de interne ver houdingen van dit rijk en van zijn buitenlandsche betrekkingen c. voor hen, die zich in het bijzonder bezighouden met de godsdienstwetenschap. Opgemerkt mag worden, dat de opteekeningen voor de vinders meer toegankelijk werden gemaakt, doordat de opstellers naar de titels der onderwerpen, die soms een, soms meer dan een tafeltje besloegen, niet alleen de volgorde, maar ook het einde daarvan aangaven; terwijl werken van een schrijver niet alleen zijn beroep en woonplaats vermelden, doch ook dikwijls, dank zij de afschrijver zijn naam herhaald werd. Ad a. Wat op dit gebied voor den dag kwam, was om van te smullen; zoo ontdekte men Arische invloeden. De meening van Knudtson, die met Bugge en Torp in 1902 reeds uit de Arzawa-brieven opgemaakt had, dat men te doen had met oorkonden, die de oudste waren in een Indo-Germaansche taal, werd nu, dank zij de vondst in Boghazköi bevestigd, al bleek het voor Winckler wellicht een teleur stelling, nu Arzawa waar hij meende naar te graven, elders in Klein- Azië bleek te liggen. Niet één taal, doch er bleken verschillende talen te zijn. Hetgeen Winckler vertoond was uit Boghazköi, was in 85 dezelfde taal als op de reeds genoemde twee Arzawa-tafeltjes neer- gekrast; later bleek na de ontcijfering van de andere tafeltjes, dat er weliswaar sprake was van een taal der Hattiërs, maar dat daar naast andere talen gesproken werden in verschillende deelen des Rijks. De Rijkstaal, als ik dit zoo eens mag uitdrukken, was het Hattisch, de taal der overheerschers en was een Indo-Germaansche taal, daarnaast waren er ook niet-Indo-Germaansche talen, gesproken door de bevolking van zekere gebiedsdeelen, zoo het Pala-sch, dat de bevolking van een provincie tegen de Pontische bergen aange legen, sprak, dan het Luwi'sch de taal van het Z.W. van het Rijk, terwijl op de tafeltjes ook nog aangetroffen werd een taal, het proto- chattisch en in geen enkel verband kon gebracht worden met de andere en die van de autochtone bevolking, een oer-oude volksrest was; voorts het Churrisch, de taal der Mittanni, een Arisch volksdeel, dat tusschen Noord-Syrie en de Wanzee zat; de aanwezigheid van het Churrisch in Anatolië is nog niet verklaard. Ad b. De geschiedenis van het Hethieken-rijk kon nu, zij het dan in groote trekken, opgebouwd worden; daaraan heeft Prof. Dr. Götze uit Heidelberg gevolg gegeven en in een lang opstelDas Hethiter-Reich verwerkt. Opmerkelijk is, dat tusschen de geschiedenis van het oudere rijk 1650 als einde, een tijdvak van meer dan twee honderd jaren ligt voor het begin van het jongere Chatti-rijk (onge veer in 1430 voor Christus), waarvan geen enkele opteekening bestaat; hetzelfde valt van Babylonië en Assyrië te vermelden en ten deele ook in Egypte in verband staande met de Hyksos-heerschappij, een mysterie, dat nog niet opgehelderd is. Het jongere Hatti-Rijk stort ongeveer in 1200 voor Christus in een, dat wil zeggen, het Rijk in Klein-Azië, het hoofddeel, terwijl wat van huis uit een kolonie was in Noord-Syrië, zich in het uiterste Oosten van Klein-Azië handhaaft en de rol over neemt, doch kan zich niet meer tot groote mogendheid verheffen, al bleven de Assyiërs van dien tijd hen Hethieten noemen, waardoor de glans van het oude rijk meer in naam dan in werkelijkheid bleef bestaan; intusschen zijn de Franschen sinds .1929 in Noord-Syrië op Ras-Sjamra, de hoofd plaats van het koninkrijk Uugarit aan het graven getogen, men heeft een heele bibliotheek (of een archief) naar boven gebracht, tafeltjes alweer spijkerschrift bevattende. Zullen deze de ontbrekende schakel kunnen brengen en de Hethieten uit Noord-Syrië in het volle licht brengen? Ad c. De onderzoekingen dienaangaande brachten een kennis van de godenwereld met zich, waarin o.m. duidelijk zich ook afspie gelde de heterogene bestanddeelen der bevolking van het Hethieten-rijk;

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1937 | | pagina 13