56
57
Centraal Filmarchief. - Uit art. 212 van de Staatsbegrooting 1937 blijkt,
dat voor het Nederlandsch Centraal Filmarchief een subsidie van f200,—
(evenals vorig jaar) is uitgetrokken.
In het Voorloopig Verslag |staat
„Gevraagd werd, of de verzameling van het Nederlandsch Centraal Filmarchief
regelmatig wordt aangevuld, ook met de van Rijkswege gemaakte of gesteunde films,
welke, zooals die van de verloving van H. K. H. Prinses luliana, voor het kennen van
de historie van onzen tijd hoogst belangrijk zijn. Zoo neen, is de Minister dan niet
van meening, dat aanvulling en vergrooting van de verzameling films, die thans berust
in Rijks Historisch Filmarchief te Delft, gewenscht is en dat zulks mede tot de taak
behoort van de Algemeen Rijksarchivaris, beheerder van dit filmarchief?"
Staatsbegrooting 193 7. - Bij art. 141. (Personeel voor de
Rij ksarchieven) komt het volgende in de Memorie van loelichting
voor: „Oerekend is op de bevordering met ingang van 1 januari 1937 van een
commies tot hoofdcommies, van een adjunct-commies tot com
mies en op de bevordering met ingang van 1 Augustus 1937 van een commies
tot hoofdcommies.
Voorts zijn gelden aangevraagd om het Rijksarchief in Limburg, waar de inkrimping
verder is gegaan dan met het oog op den dienst verantwoord blijkt te zijn, een
wetenschappelijk archiefainbtenaar 1ste klasse in den rang van adjunct-commies te
verbinden, waartegenover staat, dat aan het Algemeen Rijksarchief een wetenschappelijk
archiefambtenaar der 1ste klasse met den rang van hoofdcommies, aan wien om
gezondheidsredenen eervol ontslag is verleend, zal worden vervangen door een weten
schappelijk archiefambtenaar der 2de klasse in den rang van adjunct-commies, lenslotte
is er op gerekend aan één adjunct-commies met ingang van 1 lanuari 1937 een extra
periodieke weddeverhooging toe te kennen tot een bedrag van f 342.
In het Voorloopig Verslag is het volgende te lezen
„Met voldoening werd vastgesteld, dat gelden worden aangevraagd voor het
Rijksarchief te Maastricht,jfwaar inderdaad de inkrimping van het personeel veel verder
is gegaan dan met het oog op den dienst verantwoord blijkt te zijn."
De heer BOON (lib.) wijdde in de middagvergadering van Vrijdag 4 December 1936
aan de begrootingspost voor de Rijksarchieven de volgende woorden:
„Mijnheer de Voorzitter! Ik zou een enkel woord willen zeggen over het gebruik,
of ik zou willen zeggen misbruik, dat gemaakt wordt van de vrijwillige krachten bij
*s Rijks oude archieven.
Uit de dezer dagen verschenen verslagen omtrent 's Rijks oude archieven (1935)
blijkt, dat nog steeds op tal van archieven gebruik gemaakt wordt van de onbezoldigde
hulp van volontairs. Het geeft den indruk, dat de inventariseeringsarbeid hoofdzakelijk
door deze volontairs moet geschieden, aangezien de ambtenaren, vooral op de kleinere
archieven in de provincies, te veel in beslag genomen worden door den dagelijkschen
dienst. Op pag. 4 van het verslag zal de Minister zien, dat bij het Algemeen Rijks
archief niet minder dan 11 volontairs aan het werk zijn, terwijl hij op pag. 9 kan
vinden, welk belangrijk werk door deze volontairs wordt verricht.
De Rijksarchivaris in Friesland zegt met zooveel woorden, dat „vrijwel alle inven
tarisatie-arbeid nu reeds meer dan twee jaren door één vrijwillige en ongesalarieerde
hulpkracht geschiedt welken toestand hij niet aanbevelenswaardig vindt.
Onder deze volontairs zijn er verschillende, die meerdere, sommige wel 5 jaren,
onafgebroken arbeid hebben verricht. Zij wachten steeds op benoeming bij een der
Rijks- of Gemeente-archieven. Afgezien van het feit, dat blijkens de Rijksbegrooting
van 1937 de kans op een paar benoemingen bij het Rijk bestaat, zal de toestand van
afwachten voor deze volontairs voorloopig wel blijven bestaan.
Het is volkomen juist gezien, dat personen, die zich in het archiefvak wenschen
te bekwamen, eenigen tijd behooren te volontairen. Zoolang dergelijke personen een
systematische opleiding aan een der archieven ontvangen, is het zeker niet noodig
hen te salarieeren. Dit instituut als propadeuse en als gelegenheid tot kennismaking
met de practijk van het archiefwezen heeft stellig zijn goede zijde.
Anders wordt het, wanneer personen, ook na de verplichte stage van een jaar,
gedurende geruimen tijd onafgebroken archiefarbeid blijven verrichten zonder daarvoor
betaald te worden, terwijl de kans op benoeming aan een archief zeer gering blijft.
Het is wenschelijk een regeling van de positie van deze personen tot stand te brengen.
Het zou te wenschen zijn, dat hier een regeling tot stand kwam, waarbij b.v.
volontairs, die geruimen tijd na volbrenging van hun stage op een archief gewerkt
hebben of die een of andere belangrijke archief-inventariseeringsarbeid verricht hebben,
een gratificatie in een of anderen vorm krijgen voor den door hen verrichten arbeid.
Dit zou ik den Minister willen vragen en ik zie gaarne zijn antwoord tegemoet."
De heer SLOTEMAKER DE BruïNE, Minister van Onderwijs, Kunsten en Weten
schappen, antwoordde hierop:
„Mijnheer de Voorzitter! De vraag van den heer BOON begrijp ik zóó, dat er
eenig geld zal noodig zijn. Het is de groote moeilijkheid, dat de Minister in dezen
tijd onophoudelijk weigeren moet dingen, welke hij gaarne zou willen doen. Het is
bijzonder onaangenaam om zeer lang van onbetaalde krachten te profiteeren, maar ik
kan niet anders toezeggen dan dat ik het eens bekijken wil, maar met een timbre
in deze toezegging, dat niet buitengewoon hoopvol is, want ik weet niet hoe ik het
met het geld zou moeten doen."
Gemeente- en waterschapsarchieven.
Gemeente Dordrecht. De raad heeft in zijn vergadering van 22 Sep
tember l.l. besloten conform het advies van B. en W. en de tijdelijke aanstelling van
den archivaris in een vaste met gelijktijdige verhooging van salaris. Een voorstel van
enkele leden, om deze zaak aan te houden totdat ook de mogelijkheid om de „halve
betrekking in een heele te veranderen, onder de oogen was gezien, werd met 14
tegen 12 stemmen verworpen.
Kerkelijke archieven.
De Generale Synode der Gereformeerde Kerken heeft benoemd tot archivaris,
tevens tot het geven van adviezen inzake kerkelijke archieven Dr. TH. RUYS |R. te Lisse.
Buitenlandse he archieven.
Karei de Stoute en de Fransche lakenwever ij. Bij toeval
is in het gemeente-archief van Roubaix de oorspronkelijke tekst teruggevonden van
het handvest, 1 November 1469 door Karei den Stoute onderteekend, waarbij deze
de bewoners van die stad machtigde, alle wol tot laken te verwerken, waarmee voor
de weefnijverheid ter plaatse de grondslag gelegd werd. N. K. C.
Archiefonderzoek op Ceylon: de archivalia van deV.O. I.C.
Den 2en December zal onze landgenoote, mejuffrouw M. W. |URRIAANSE (Rotterdamsche
van geboorte, maar de laatste jaren gevestigd in den Haag), zich op reis begeven
naar het buitenland, om den weg der oude zeevaarders volgend, over Zuid-Afrika en
Durban haar einddoel Ceylon te bereiken. Zij gaat n.l. in dienst van de Britsche
regeering, met de opdracht op het eiland, dat eens onder Hollandsch bewind stond,