40
voor hem en de Engeischen gesloten registers uit den Hollandschen
tijd te kunnen ontsluiten, die juist een der merkwaardigste gedeelten
der geschiedenis van de voormalige kolonies bevatten, maar eveneens
begonnen is met de inventarisatie van de archivalia te Georgetown
en New Amsterdam, Hij wil met behulp van het Algemeen Rijksarchief
een volledig overzicht samenstellen van alle op de koloniën Demerara,
Essequebo en Berbice betrekking hebbende stukken, waarbij de door
mij in 1920 opgestelde voorloopige lijst, welke in de Verslagen
van 's Rijks Archieven 1920 is opgenomen, als leidraad dient. Inmiddels
kreeg Britsch Guyana dezer dagen bezoek van prof. R. Couplaud-
Beit, professor in de koloniale geschiedenis te Oxford, die zijn belang
stelling voor deze inventarisatie uitsprak aangezien de waarde van
deze archieven voor studenten in oeconomische, sociale en politieke
geschiedenis niet te onderschatten is. In tegenstelling met Trinidad,
dat door den grooten brand van 1920 bijna zijn geheele archief
verloor, bezit Britsch Guyana een schat van documenten.
Wat helaas nog ontbreekt, zijn de kerkregisters (geboorte, trouw
en huwelijk) van de Hervormde en Luthersche kerken van onze voor
malige koloniën. Wel gaf de Herv. Kerk bij het ophouden van haar
bestaan het kerkzilver aan de opvolgster, de Schotsche kerk, maar
de bedoelde registers zijn tot heden nog niet kunnen worden opgespoord
en de talrijke aanvragen van Nederlanders naar gegevens daaruit,
moeten onbeantwoord blijven. Het is te hopen, dat in het belang van
de samenstelling van vele genealogieën in Nederland, deze registers
bij de algemeene inventarisatie worden teruggevonden, want hun
verlies zou onherstelbaar zijn.
2. Mijn mededeeling omtrent de zoekgeraakte kerkregisters uit
den Hollandschen tijd in Britsch Guyana heeft van meer dan een zijde
belangstelling getrokken. O.a. schreef mij de heer Wynaendts yan
Resandt, die in de Nederlandsche Leeuw het uit de N. R. C. overge
nomen stuk had gelezen, dat uit het Alg. Ned. Familieblad van 1889
bleek, dat die registers in 1888 blijkbaar nog aanwezig waren, toen
in dat jaar afschriften van verschillende acten waren verstrekt aan
een in Nederland wonend ontvanger.
Ik had reeds tevoren met aandrang den super-intendent of
archives van Britsch Guyana te Georgetown erop gewezen, dat m.i.
die registers wel in Berbice zouden teruggevonden worden, want
het lag niet voor de hand, dat ik ze bij mijn inventarisatie in Georgetown
over het hoofd zou hebben gezien. Thans bereikt mij het verheugend
bericht van 14 April van den heer J. Graham Cruickshank, die ter
N. R. C. 6-3-1936, Ochtendblad C.
41
inspectie naar Berbice is geweest, dat hij in de kelders van het
gouvernementsgebouw te Amsterdam tusschen de registers van eigen
dommen heeft aangetroffen een register van overlijden van personen
in Rio Berbice van 1766 tot 1793, een register van huwelijken van
1765 en een zoo goed als volledige verzameling van verkoopingen
door den vendue-meester van 1780 af, enz. De archivaris zal thans
een nauwgezet onderzoek instellen en een inventaris samenstellen,
zoodat ik niet twijfel, of de verloren gewaande kerkregisters en nog
andere registers van eigendommen zullen weder aan het licht komen.
Uit den brief van den heer Cruickshank moge het volgende nog
worden aangehaald. Hij schrijft dan: „Ik ging 125 mijlen de Berbice-
rivier op tot de Intunikreek om het oude Fort Nassau te bereiken.
Van de oude hoofdstad is zoo goed als niets meer over. Alles is
door bosch overgroeid. Wij troffen enkele grafzerken aan waarvan
wij afschriften maakten. Nimmer ben ik in eenig deel der kolonie
geweest hetwelk een droefgeestiger en pathetischer indruk maakt
van de ijdelheid van menschelijken arbeid dan de Boven-Berbice-rivier.
Vroeger vol cacao- en koffieplantages, is de geheele streek slechts
één ruïne. Wanneer men nu het rustige bosch beschouwt, waar slangen
een ongestoord verblijf vinden tusschen de gebroken Hollandsche
grafzerken van groote mannen, die hier een of twee en een halve
eeuw geleden leefden, dan kan men zich nauwelijks de ellende van
het groote slavenoproer van 1763 voor oogen stellen. Sommige
oude Indiaansche paden, welke de Berbice-rivier, de Corantyn, Canje,
Demerara en Essequibo verbinden, worden nog steeds gebruikt".
Wat de grafzerken van Britsch Guyana uit den Hollandschen tijd
aangaat moge ik verwijzen naar mijn inventaris met naamregister in
De Navorscher, afl. 9 en 10 van 1920.
De heer Cruickshank had daarna een vraaggesprek met den
redacteur van The Daily Chronicle van Britsch Guyana, hetwelk wij
in het blad van 7 |uni zien opgenomen. Hierin lezen wij o.a., dat hij
de meest belangrijke archiefstukken de notulen acht van het Hof van
Politie en die van de „Combined Court". Dank zij het goede papier
en de goede inkt zijn die in uitstekenden staat gebleven. De notulen
van het Hof van Politie van Essequebo zijn zeer incompleet. Sommige
werden naar Londen gezonden en zijn daar in de Public Record Office.
Alleen in Britsch Guyana zijn gebleven die van 1744 en 1773. Het
Hof was toen al verhuisd van Cartabo naar Fort-Eiland. De notulen
van het Hof van Politie in Demerary dagteekenen van 1773. De eerste
vergaderingen werden op Borsselen-eiland no. 2 gehouden of in de
N.R.C. 26-5-1936, Avondblad A.