158 Napoleon. Maar van een opdracht der Regeering om deze opzet telijk te bestudeeren heb ik niets kunnen ontdekken, en het „sur tout cela van dr. Cuvelier vindt geen bevestiging in de hieronder vol gende stukken uit het archief van het departement van Binnenlandsche Zaken van 29 October 1827 no. 190/A: 159 2°. die wegens de conscriptie tligting van 1793 of klasse van 1813) en die wegens de ligting van de Garde d'honneur. Dienzelfden dag (29 Oct. 1827, nr. 190/A,) schreef minister Instructie voor den Heer Adjunct Secretaris Archivist GACHARD op deszelfs reize naar Frankrijk. Het doel der reize van den Hr. GACHARD naar Frankrijk en wel bijzonder naar Parijs, is om aldaar informatien in te winnen en in de verschillende bibliotheken en depots van archieven te onderzoeken wat aldaar nog voorhanden is met betrekking tot de Nederlanden. Ten einde des te beter hier toe te geraken gelieve de Heer GACHARD zijne nasporingen aldus in te rigtendat hij niet als in eenige qualiteit schijne werkzaam tez ij n, doch slechts als een particulier die zijne liefhebber ij zoekt te voldoen.1) Zijne eerste en voornaamste poging zal moeten zijn om kennis te nemen van de Processen verbaal, bij welke de archieven door Oostenrijk aan Frankrijk zijn afge geven, ten gevolge van de tractaten van CAMPO FORMIO, LUNÉVILLE en SCHOENBRUNN of door Frankrijk in 1814 en 1815 aan Oostenrijk zijn terug(ge)geven. Vervolgens om gemelde processen verbaal te vergelijken met hetgeen in 1815 door de Oostenrijksche commisssarissen aan het Nederlandsch Gouvernement is teruggegeven en te onderzoeken in hoeverre of het niet teruggegevene zich nog in Frankrijk bevindt of wel naar Oostenrijk overgebragt is geworden. Eene tweede zaak waarmede de Hr. GACHARD zich gelieve onledig te houden is het opsporen van de Provinciale archieven, die door den inval der Franschen in 1794 of door latere gebeurtenissen tot in 1815 verloren zijn geraakt en waarvan waar schijnlijk nog wel een gedeelte in Frankrijk te vinden zal zijn. Dit tweede punt zal door den Hr. GACHARD slechts als secondair1) en geheel aan het eerste onder geschikt moeten behandeld worden wanneer zich daartoe de gelegenheid zal opdoen. De bij deze instructie gevoegde nota houdende de hieromtrent in de Provinciën ingewonnen berigten zal den Hr. GACHARD voor dit tweede punt tot lijdraad kunnen strekken. De Heer GACHARD zal zich in deze zijne nasporingen met de meeste omzigtig- heid moeten gedragen, ten einde hij geen achterdocht verwekke en hem de toegang tot alle bibliotheeken, depots van archieven en verzamelingen open blijven. Hij gelieve er zich in't bijzonder op toe te leggen om zoo veel mogelijk stellig te weten waar1) de nog voorhanden zijnde gezochte stukken zich bevinden, ten einde dezelve daarna met meer kracht en beter gevolg kunnen worden teruggevorderd. Nog zal hij zich deze zijne reis ten nutte kunnen maken om in het belang van de geschiedenis der Nederlanden die onderzoekingen te doen waarvan hij gewag maakt in zijn rapport van den 19e Mei No. 332) en alle andere waartoe de gelegenheid zich zal aanbieden. Om de moeyelijkheden die zich in zijne werkzaamheden kunnen opdoen uit den weg te ruimen zal hij zich om raad en bijstand kunnen wenden tot Z. M. gezant te Parijs voor wien hij eenen aanbevelingsbrief zal bekomen. Zoodra hij eenige belangrijke ontdekking van gezochte stukken zal gedaan Spatieering van mij. 2) Betreffende de prijsvraag omtrent de geschiedschrijving. Zie hiervoor blz. 153. hebben zal hij daarvan dadelijk kennis moeten geven aan het Departement van binnen landsche zaken1) en zal hij in dit en in alle andere gevallen waarin hij eenige belang rijke mededeeling aan het Ministerie te doen mogt hebben, in het bijzonder den raad en bijstand van Z. Ms. gezant te Parijs inroepen, teneinde zijne missiven zeker en ongeopend overgezonden worden. Eindelijk zal de Heer GACHARD nadat zijne zending zal zijn afgeloopen een omstandig rappoit doen om den uitslag zijner nasporingen aan het Ministerie bekend te maken, teneinde hetzelve in staat te stellen om, naar bevind van zaken, al of niet officieele aanvrage tot het terug bekomen der gevonden stukken bij het fransch gouvernement te doen plaats hebben. Nota. 2) Noord Braband. In December 1813 heeft de prefect van het toenmalige Departement van de monden van den Rhijn Baron FREMIN DE BEAUMONT genoegzaam alle de papieren van eenig belang van die prefecture naar Frankrijk medegenomen. Daarna zijn er door de zorg der Gouverneurs dier Provincie en door de bemoeyenissen van het Departement van buitenlandsche zaken 2 kisten met papieren van den Hr. FREMIN DE BEAUMONT teruggekomen, die echter de minst belangrijke der medegenomen archieven inhielden. Alle aangewende pogingen tot terugbekoming der overige, zijn tot nog toe vruchteloos geweest. Het schijnt dat de bewuste papieren door den voornoemden Prefect zijn overgelegd bij de rekening die hij aan het Ministerie van Binnenlandsche zaken in Frankrijk heeft moeten doen. Utrecht. In 1672 zijn door de terugtrekkende franschen een aantal kisten met staats papieren en archieven der kapittulen vervoerd geworden. Men weet bij overlevering dat een gedeelte daarvan door dal leger niet verder dan Antwerpen is gebragt. In 1811 of het begin van 1812 zijn door eenen franschen ambtenaar, die last had om het archief op te nemen, eenige kisten vol met boekdeelen gepakt en verzonden, doch men weet niet werwaarts dezelve vervoerd zijn. Omtrent dit laatste punt zal men trachten nadere informatien in te winnen die als dan aan den Heer GACHARD zullen worden medegedeeld. Groningen. In November 1813 zijn er door den toenmaligen franschen prefect PETIT DE BEAUVERGER onderscheidene stukken, tot het archief van het Departement van de Wester Eems behoorende medegenomen. Zoo verre men kan nagaan zijn de belang rijkste dier stukken 1°. die betrekkelijk de departementale comptabiliteit; Doorgehaald in de minuut het vervolg: „vermits men uit den goeden of min gunstigen uitslag zijner nasporingen te Parijs zal kunnen besluiten of het al of niet raadzaam zoude zijn hem zijne reis te laten voortzetten tot Besangon om aidaar de handschriften van GRANVELLE te onderzoeken en misschien gedeeltelijk afschriften van dezelve te nemen." 2) Niet opgenomen zijn mededeelingen aangaande weggevoerde archivalia van Luik, Henegouwen, Namen en Luxemburg.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1936 | | pagina 23