In zijn antwoord van 26 October 1825') toonde Grovestins zich een overtuigd voorstander van de inventarisatie der Rijks-, provinciale en stedelijke archieven benevens van hun openstelling voor het histo risch onderzoek. Maar hij verwierp de hoofdgedachte van het plan van Gachard: het te zamen brengen in een centraal magazijn van alle documenten uit Rijks- en provinciale archieven, die van belang waren voor de geschiedschrijving, terwijl alle acten betreffende binnen- landsch bestuur, domeinen, geldmiddelen, oorlog, marine en buiten- landsche betrekkingen in een ander depót bijeengegaard moesten worden. Daarentegen wilde Grovestins dat niet de stukken zelf, maar wel inventarissen van provinciale en stedelijke archieven, benevens afschriften der voornaamste documenten daaruit op de Rijks-Archieven in Den Haag en Brussel aanwezig zouden zijn, zoowel ten dienste van het wetenschappelijk onderzoek en met eerbiediging van het eigendomsrecht der lagere corporaties, als om algeheele vernietiging in het geval van brand te ontgaan. Daarom ook moesten de Rijks archieven in Den Haag en Brussel volkomen afgezonderd gehuisvest worden. Maar vooral had men in Brussel behoefte aan „un chef actif et zêlé a l'instar de celui qui a débrouillé le chaos des archives générales a La Haye" (Van Wiin en De Jonge). „Ce qui manque principalement au dépot des archives a Bruxelles c'est un emploié habile, intelligent, amateur du travail et qui ne craindrait pas d'entamer une pareille besogne. Je ne crois pas, que l'archiviste actuel puisse se livrer dans ce moment a un travail aussi assidu, vu ces occupa tions au Département du culte catholique. Une chose trés découra- geante aussi pour les amateurs des recherches historiques, c'est l'extrême difficulté que l'on rencontre, d'obtenir la permission de puiser dans ces archives, ce qui joint au peu d'ordre et de méthode dans lesquels ces documens sont classés et au manque total de catalogue fait, qu'ii est pour ainsi dire impossible de se faire une juste idéé des richesses que cette immense collection renferme." Eerst een half jaar na ontvangst van het rapport van Sirtema van Grovestins wendde minister Van Gobbelschroy zich met onder staand schrijven tot den gouverneur van Henegouwen (10 Mei 1826, nr. 56/A, La G.): 150 Mr. GACHARD, secrétaire adjoint de la Régence de Tournai m'a témoigné son désir d'etre employé au dépot des archives générales du Royaume a Bruxelles, ou il y a encore de grands travaux et classemens a faire, et ou par consequent un bon archiviste-adjoint serait de la plus grande utilité- J'ai obtenu de trés bons renseig- nemens sur le compte de mr. GACHARD que je ne connais pas personnellement. Mais comme la place exige une grande confiance, un grand amour du travail et beaucoup de connaissances, surtout dans la partie de l'histoire nationale, je viens vous A. R. A., Binnenlandsche Zaken, 10 Mei 1826, nr. 56/A, La G. 151 prier, mr. le gouverneur, de vouloir prendre, sous ces différents rapports des infor mations confidentielles au sujet de mr. GACHARD et de vouloir me les transmettre afin que je puisse fixer mon opinion sur lui en toute sureté." Het advies van den gouverneur van Henegouwen is niet terug gevonden; er wordt evenmin melding van gemaakt in Van Gobbel schroy S voordracht aan den Koning, die leidde tot Gachards be noeming tot adjunct-secretaris bij het Brusselsche Rijksarchief (21 Juni 1826). Nauwelijks had hij zijn ambt aanvaard, of Van Ewijck, admi nistrateur onder Van Gobbelschroy, droeg hem bij beschikking van 3 Juli 1826 nr. 44 op om rapport uit te brengen over de verschillende depóts der staatsarchieven te Brussel, in het biezonder over de stand der inventarisatie. Hieraan voldeed Gachard reeds 10 September 1826 1). Aangezien Gachard in dit stuk zich vooral bezig hield met de archieven der Oostenrijksche Nederlanden, die bij het oprukken der Fransche troepen na 1792 in massa naar Weenen vervoerd waren, waarna onder het Fransche bewind een aantal archivalia naar Parijs gevoerd werden, welk verloop van zaken hij later veel uit voeriger uiteenzette, kunnen wij de inhoud van dit rapport vrijwel laten rusten. Van belang is evenwel het doel dat hij zich stelde, wat hij aan het slot aldus omschreef: „J envisage avant tout, dans le travail des archives, l'utilité immédiate, que peut en retirer le gouvernement. Partant de ce principe, je suis conduit a proposer, en premier lieu, la création d'un Bureau historique2), qui serait destiné a recueillir et rassembler tous les documens concernant l'histoire nationale, sous les rapports politique, administratif, ecclésiastique, commercial, sous ceux de 1 industrie, des arts, des sciences, des moeurs etc. Aujourd'hui ces documens sont éparsil y en a dans les dépots de tous les Dé- partemens. La nécessité de leur révision n'a pas besoin d'être dé- montrée. C est dans ce bureau, dont il pourrait plaire a Votre Excellence de me confier Ia direction exclusive que l'on ferait des extraits et des analises pour l'histoire générale." Gelukkig toonde Van Gobbelschroy, evenals Sirtema, dat hij meer hedendaagsch archivalisch inzicht bezat dan Gachard, toen hij, toe stemmend in het oprichten van een dergelijk bureau voor geschied schrijving, er voor waakte, dat de archieven niet geplunderd werden, getuige de door hem bij beschikking van 29 September 1826 nr. 94/A vastgestelde instructie voor Gachard: „dat voornoemde adjunct-secretaris zich niet zal behoeven Archief Binnenlandsche Zaken, exh. 12 Sept. 1826 nr. 8 A. 2) De spatieering van mij.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1936 | | pagina 19