dood in 1431 steeds Zweder de hand boven het hoofd heeft gehouden.
4 Juni 1428 werd Prospero aangenomen als Domproost van Utrecht,
een waardigheid, vóór hem bekleed door Zweder van Kuilenburg. Of
Colonna inderdaad aan zijn residentieverplichtingen te Utrecht heeft
voldaan, daaromtrent zijn geen aanwijzingen gevonden, ook niet door
de Heeren Gustavo Brigante Colonna en Dr. R. R. Post, beiden te
Rome, welke beide heeren Mr. Meerkamp van Embden in dezen raad
pleegde. Wel meldde hem Jhr. Mr. de Jonge van E'llemeet te Utrecht,
dat Zweder van Kuilenburg reeds lang voor den 4den juni 1426 afstand
deed van de Domproostdij ten behoeve van Colonna. Het wordt nu
duidelijk, dat dit een der middelen was van de Kuilenburgsche partij
om Prosperous oom, den Paus, gunstig voor Zweder te stemmen. Op
den 19den Juni 1426 verloor deze voorgoed zijn macht over Utrecht
en het bisdom. In September van hetzelfde jaar werd Rudolf van
Diepholt als postulaat erkend, bij welke erkenning Philips van Bour-
gondië zich in 1428 aansloot. De concepten, voorzichtig geborgen
in een muurspleet der Abdij, hadden toen niet de minste kans meer
om in geldige oorkonden te worden veranderd. Zij zijn blijkbaar
vergeten.
De beteekenis der vondst is dus in de eerste plaats deze, dat zij
de erkenning door de Abdij van Zweder als wettigen bisschop be
vestigt, en voorts, dat zij het tot dusverre geheel onbekende feit
onthult van ProsperoColonna's middelaarschap tusschen pausMARTiNUS V
en Zweder van Kuilenburg
Het Algemeen Rijksarchief en het Skandinavische
archiefwezen.
(Supplement)
II. Denemarken.
III. Inventarissen en a m b t e n a a r s l ij s t e n.
A. Vejledende A r k i v r e g i s t r a t u r e r (inventarissen).
V. Danmarks Kirkebfigeren Oversigt over deres vaesentligste
Indhold indtil 1891 (kerkboeken, dwz. doop-, trouw- en begrafenis
boeken, van Denemarken; een overzicht over het belangrijkste van
hun inhoud tot 1891) 1933. 2)
Dit is de eerste inventaris, zegt de samensteller, de Rijksarchi
varis S. Nygard, in zijn inleiding, die zijn stof uit de „Landarchieven"
haalt. Hij bevat een overzicht over den inhoud van alle daar inge
leverde boeken tot op het genoemde jaar, toen de nu gebruikelijke
werden ingevoerd. Reeds in het begin van de 17e eeuw legden
enkele predikanten van de Staatskerk voor hun parochies eigener
beweging dergelijke kerkboeken aan; eerst in 1645 werd het aan
leggen en bijhouden door den toen regeerenden koning, Christiaan IV,
verplicht gesteld over het geheele land. De inventaris is verdeeld
in vier hoofdstukken A, B, C en D naar de vier „Landsarchieven
voor Sjcelland, Funen, Noord- en Zuid-Jutland; in elk hoofdstuk staan
de parochies, vanwaar de boeken afkomstig zijn, alphabetisch gerang
schikt. Vermeld worden o.a. oorzaken van lacunes, bijv. branden in
pastorieën, en veranderingen in de grenzen der parochies.
IV. Zweden,
in de jaren 1933 en 1934.
Evenals de vorige mededeelingen, in C aangekondigd, zijn
ook deze in drie groepen verdeeld een jaarverslag, in een algemeen
en een bijzonder gedeelte gesplitst; afdrukken van correspondenties
van archiefambtenaren met autoriteiten en onderling, en een groep,
die diverse kleine inventarissen, ordeningen en beschrijvingen of
artikelen over archiefwetenschap omvat.
1932. In de derde groep is vermeldenswaardig de ordening en
beschrijving van de Voigt - Braun-Johanscue collectie, gemaakt door
den Algemeenen Rijksarchivaris zeiven, Helge Almquist. De collectie
is gebonden in een perkamenten band en bevindt zich thans iri het
archief der gemeente Göteborg; inhoud en herkomst der collectie
waren nog niet onderzocht, en het boek, dat zij in het kanselarij
archief had behooren te berusten en vandaar indertijd aan het
Algemeen Rijksarchief had moeten uitgeleverd worden. Het is een
bonte verzameling, loopende over de jaren 1625 tot 1686 en bestaande
uit stukken van verscheidene handenorigineelen, concepten en
afschriften, en formulierboeken, ten behoeve der kanselarij aangelegd,
geschreven in het Duitsch en betrekking hebbende op personen en
toestanden in de Zweedsche bezittingen in het Noorden van het
Duitsche Rijk: Bremen-Verden en Zweedsch Pommeren. Die inhoud
leidt ons naar de Kanselarij en wel naar de Duitsche afdeeling,
„Expeditie", zooals men in het Zweedsch zegt. De handen van
enkele ons bekende ambtenaren uit die afdeeling zijn te herkennen,
o.a. die van J. H. Voigt. Almquist beschrijft nu Voigts werkzaamheid
180
Zie Ned. Archievenblad 1933/1934, blz. 66 vlg. en 141 vlg.
2) Vgl. 1932/1933, 220 vlg.
181
C. Meddelanden fran Svenska Riksarkivet 1932, 1933, verschenen
Zie Ned. Archievenblad 1933/1934, blz. 148 vlg.