170
Sedert 1910 trad de vereeniging zelfstandig op; op de statuten
werd de Koninklijke goedkeuring verkregen en eigen localen werden
betrokken, waaraan een fotografisch atelier verbonden was.
Dit laatste opende allerlei mogelijkheden; eigen negatieven
konden gemaakt, waardoor ook in het vervolg lichtbeelden op be
stelling vervaardigd konden worden, terwijl men voor de eigen collectie
zooveel duplicaten kon maken als noodig was.
Sedert werd ook begonnen met den aanleg van een „foto
grafisch archief" voor Nederland, waarin opgenomen werden
landschappen, stadsgezichten, gebouwen, kunstvoorwerpen in musea
en andere gebouwen, enz. Door uitbreiding van het personeel kon
dit werk de laatste jaren meer systematisch verricht worden. Drie
fotografen werken in vasten dienst van de vereeniging in verschil
lende musea, nu eens in opdracht der directies, dan weer voor de
vereeniging, zoodat geleidelijk een groote verzameling ontstaat, een
centraal punt, waar ieder, die een goede fotografie noodig heeft
van een bepaald landschap, stadsgezicht, gebouw of kunstvoorwerp,
enz., terecht kan.
Eenige maanden geleden is van de oorspronkelijke vereeniging
om administratieve redenen een stichting gemaakt onder den naam
van Lichtbeelden Instituut, dat tot doel heeft: 1°.'Het samenstellen,
beheeren en catalogiseeren van een verzameling lichtbeelden, die
uitgeleend of verkocht worden aan instellingen en particulieren in
het geheele land; 2°. Het vormen van een fotografisch archief,
voornamelijk betrekking hebbende op Nederland en de Nederlandsche
beschaving (geschiedenis, kunst, industrie, enz.).
De verzameling bestaat momenteel uit circa 55.000 nummers,
gecatalogiseerd in zes catalogi, die weer onderverdeeld zijn in series.
Catalogus 1 bevat de Aardrijkskunde en de Geologie. Voor
ieder land is gezocht naar het verband tusschen bodem en cultuur.
De landen zijn verdeeld naar hunne geografische landschappen,
waarbij een inleiding vooraf gaat, die een beeld geeft van de mor-
phologie. Afdeelingen betreffende bebouwing, ligging en ontwikkeling
der steden sluiten hierbij aan, evenals die der dorpen, groote ver
keerswegen, typeerende landschappen en stadsbeelden; kaarten zijn
er eveneens aan toegevoegd.
Catalogus II bevat de kunstgeschiedenis. Men heeft hier steeds
het algemeen historisch verband gezocht en voor belangrijke figuren
wordt een overzicht van het geheele oeuvre gegeven, dat de ont
wikkeling van den meester te zien geeft. In de eerste plaats zijn
hier gekozen schilderijen en kunstvoorwerpen uit Nederlandsche
musea. Behalve schilderkunst, sculptuur en architectuur, zijn ook
171
eenige takken van de kunstnijverheid vertegenwoordigd, als meubels,
glas, aardewerk, zilver, kant en het costuum.
Catalogus III en IV bevatten Natuurlijke Historie, Sterrenkunde,
Geneeskunde en Hygiëne.
Land-, tuinbouw en veeteelt volgen in catalogus V. Deze series
werden samengesteld in samenwerking met de Directie van den Land
bouw. Landbouwconsulenten gaven b.v. aan wat gefotografeerd moest
worden ten behoeve van het landbouwonderwijs.
De laatste catalogus, VI, bevat „Verhalen voor Oud en Jong".
Langen tijd was dit de belangrijkste groep en de series hieruit
worden nog zeer veel aangevraagd. Zij gaan door heel het land, nu
eens voor lezingen van „Ons Huis" en andere maatschappelijke
instellingen, dan weer naar particulieren, die ze b.v. bij kinderfeesten
gebruiken. Ieder jaar wordt zoo mogelijk een nieuw verhaal geïllu
streerd. Soms zijn de afbeeldingen uit boeken overgenomen, maar
vaak wordt ook een illustrator uitgenoodigd om een goed verhaal
te illustreerende origineele teekeningen blijven dan eigendom van
het instituut.
Het tweede en voor archivarissen belangrijkste arbeidsveld van
het Lichtbeelden Instituut is het vormen van het fotografisch archief,
in den geest zooals van den beginne af de Lichtbeelden Vereeniging
reeds deed. Bij dit werk houdt het instituut geregeld contact met
het Rijksbureau voor Monumentenzorg en werkt het in de richting
van gelijksoortige buitenlandsche instellingen, zooals in Frankrijk „Les
Archives photographiques d'Art et d'Histoire", de „Lichtbildstelle"
te Berlijn en te Weenen.
Genoemde Fransche instelling ontstond na den oorlog, georga
niseerd van staatswege, ten einde het in den oorlog vervaardigde
foto-materiaal goed te bewaren en te beheeren, met de reeds
bestaande foto's der Monuments Historiques, waarbij fotografen als
Martin Sabon, Mieusement, e.a., met vele particulieren medewerkten.
De instelling ressorteert onder het Ministerie van Schoone Kunsten.
Op dezelfde wijze is de Oostenrijksche instelling te Weenen
werkzaam, terwijl die te Berlijn het centrale bureau voor Duitschland
is. Bovendien zijn er in Duitschland twee groote firma's, Bruckmann
en Hanfstaengl, die in dit opzicht veel werk verrichten, zooals in
Italië Anderson en Alinari. Engeland en België kennen dergelijke
instellingen niet.
Waar er hier te lande een dergelijke instelling ook niet bestaat,
daar de verzamelingen van het Rijksbureau voor Monumentenzorg
moeilijk voor het publiek toegankelijk is, werkt het Lichtbeelden
Instituut in beide richtingen. Ieder jaar werkt het systematisch in