168 juist dat verzwegen, wat van belang was om het onderzoek met vrucht voort te zetten. Royalen, die een half millioen beloofden, wanneer men hun een enkele acte kon verschaffen, die nog noodig was om hun aanspraken op een erfenis van één millioen te bewijzen. Onordelijken, die zonder eenig stelsel werkten, tallooze aanteekeningen maakten, waarin zij ten langen leste geen weg meer wisten, althans geen onderling verband konden brengen, terwijl zij later stom verbaasd waren, hoe in enkele oogenblikken iets kon worden ontdekt, dat voor de hand liggend gevonden kon worden, mits men maar ordelijk bijeenbracht wat bijeen hoorde. Teleurgestelden, die kosten noch moeite gespaard hadden om de bewijzen te leveren, dat zij aanspraak hadden op het geheel of althans een deel van een nalatenschap, waarvan de erfgenamen onbekend waren, maar daarmede ook onbe wust het bewijs hadden geleverd voor de rechten van anderen, die beter waren dan de hunne, maar geen hand hadden uitgestoken. Liefhebbers, die als bijen de honing verzamelden, maar geen oog. of begrip hadden voor iets anders dan voor dat waarop zij zich met hun liefde geworpen hadden, En juist deze laatsten kunnen gevaarlijk worden, zooals ik tot mijn verrassing heb opgemerkt, toen ik mijn ambtelijken tijd reeds achter den rug had. Wat was deze verrassing? Er zijn liefhebbers, die niet tevreden zijn met een nauwkeurig afschrift van een akte, die voor hen van belang is. Zij willen een natuurgetrouwe reproductie, en kunnen deze ook gemakkelijk verkrijgen, door een langs fotografischen weg ver kregen afbeelding aan te vragen. Zij beproeven het echter langs een anderen weg. Velen onzer zullen zich uit hun schooljaren nog wel herinneren, hoe gemakkelijk landkaarten te teekenen waren, wanneer men onder het atlasblad een stuk carbonpapier en daaronder weer een wit vel legde. Maar men behoeft nog geen verstrooide professor te zijn om niet de ondervinding te hebben opgedaan, dat men zich wel eens vergissen kon bij het onderleggen van het carbonpapier, en zoo na moeizaam overtrekken van wat van belang is, het witte papier nog even smetteloos wit was, maar een nauwkeurige repro ductie verschenen was op de keerzijde van het atlasblad. Maar carbon papier, vooral als het versch is, heeft nog een onaangename eigen schap: het geeft bij den minsten druk er op vlekken. Nu kwam ik onlangs tot de ontdekking van een euveldaad van een archiefonder zoeker, welke ik aan hen die tegenwoordig bij het vak werkzaam zijn, meen niet te mogen onthouden. Ik ken den bedrijver van dien euveldaad niet, ik wil hier ook niet mededeelen, waar ik de sporen daarvan heb gevonden, want nu kan ik zonder vrees om iemand persoonlijk te krenken mijn afkeurend oordeel uitspreken, en mijn 169 vakgenooten waarschuwen. De bewuste onderzoeker scheen het prettig te vinden om van voor hem belangrijke akten natuurgetrouwe afbeeldingen te hebben, en gebruikte daarvoor carbonpapier, met het gevolg dat vergissingen, als boven beschreven, niet uitbleven en dat men op de keerzijde van het blad, waarop de nagetrokken akte voorkomt, een paarsgetinte reproductie daarvan (in spiegel schrift!) aantreft op of over een andere acte (voor den belang hebbende van volstrekt geen belangen deze acte minder goed leesbaar maakt. Gelukkig was in dit geval de inkt van de acte op de keerzijde nog zwart genoeg om geheele onleesbaarheid te voor komen. Ook was het papier nog stevig genoeg om weerstand te bieden aan het puntige voorwerp dat gebruikt was. Men stelle zich echter nu voor: verweerd of vervuurd papier, vezelig en met kans op afbrokkeling, daarop schrift, dat door den toestand van dit papier of door minder deugdelijke samenstelling van de inktsoort, verbleekt is. Kans dus dat het papier ernstig beschadigd wordt door het puntig voorwerp, maar niet minder kans, dat het schrift op de keer zijde volstrekt onleesbaar wordt. Ziehier dus de verrassing in het vak, maar een onaangename. Laat men scherp toezien, dat bij een onderzoek geen gebruik wordt gemaakt van carbonpapier. Laat men dit beslist en onvoor waardelijk verbieden, zelfs met bedreiging van uitsluiting van den „euveldader" buiten de archieven. C. C. D. E'BELL. Mededeelingen over een aantal binnen- en buitenlandsche archieven. Al zijn de verzamelingen waarover dit artikel handelt volgens de Handleiding voor een deel niet archieven in den eigenlijken zin van het woord, ze zijn er niet minder om, daar zij ieder voor zich nuttig zijn op het gebied, dat zij beoogen en het voor archivarissen zeker van belang kan zijn iets naders omtrent hun bestaan te vernemen. Het Lichtbeelden Instituut te Amsterdam. In 1898 werd te Amsterdam opgericht de Lichtbeelden Ver- eeniging, die tot doel had een goede verzameling lantaarnplaten bijeen te brengen en tegen een vast tarief uit te leenen. Het plan daartoe kwam van de besturen van „Ons Huis", die geregeld platen noodig hadden bij hunne lezingen en voordrachtsavonden, zoodat de vereeniging aanvankelijk ook een uitgesproken sociaal karakter droeg.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1935 | | pagina 10