Aan het einde van het jaar 1934 waren aan het bureau werk zaam vijftien dames en heeren, die hun werkkracht gratis aan het B. H. D. gaven. De verzameling registers werd verrijkt met een geschenk van den Heer H. Brouwer, ambtenaar aan het Algemeen Rijksarchief te s-Gravenhage, bestaande uit een copie van het Burgerboek van Harderwijk. Verder werd van den Oud Rijksarchivaris Dr. C. C. D. Ebell een copie van de doop-, trouw- en overlijdensacten, benevens eenige aanteekeningen, met klapper, der gemeente Oirschot, uit de jaren 1583—1613 ontvangen. De Luit. Generaal Ph. V^eber schonk voor de topografische afdeeling twee complete stellen topografische kaarten van Nederland een in losse bladen en een gekleurd op linnen. Aan de schenkers is de dank van het B. H. D. overgebracht. De gebruikelijke toezendingen van Rijkswege vonden ook dit jaar weder plaats. Het was te voorzien dat de uitbreiding aan werkkrachten tevens eene vermeerdering van kosten tengevolge zou hebben. Wij hebben daar in dit jaar in kunnen voorzien door de geheele reserve daaraan op te offeren. Wij hopen dat de Regeering in de toekomst het werk weder krachtiger zal kunnen steunen, waardoor wij in staat zullen zijn de organisatie in overeenstemming te brengen met de omvangrijke taak die het bureau zich gesteld heeft. Geleidelijk zien wij de belangstelling groeien en de „inlichtingen" nemen toe naarmate ons materiaal omvangrijker wordt." Boekbesprekingen. Een nieuwe vrucht van den „Cours pratique d Archivéconomie" gegeven door den Algemeen Rijksarchivaris in België gedurende 1927, echter eerst verschenen in 1933.In het Neder/andsch Archievenblad XL (1932/33) blz. 189 had ik het voorrecht te mogen aankondigen de inventarissen, die als vrucht van den cursus gedurende de jaren 1928- 1931 waren verschenen, en knoopte daaraan vast eenige be schouwingen over de wijze van opleiding der archiefambtenaren in 141 België, vergeleken met den toestand, zooals deze destijds en nu nog in Nederland heerscht. Ik meen dus te kunnen volstaan met daarheen te verwijzen, Het archiefwezen in Nederland maakt een crisis door. Waren het alleen de tijdsomstandigheden, die daarbij haar invloed deden gelden, dan zou dit nog niet zoo erg zijn, maar onwillekeurig moet men denken, dat weer dezelfde onderschatting van de waarde van het vak, die een veertig jaren geleden overwonnen moest worden, mede in het spel is. Zij die thans bij het vak werkzaam zijn, zijn ten volle berekend voor hun taak. Ongetwijfeld zullen zij met volharding en doorzettingsvermogen zien te redden, wat er te redden is, maar met dat al werken zij onder allesbehalve benijdenswaardige om standigheden. De inventaris, die thans te bespreken valt, doet ons een blik slaan in de inrichting van het armwezen, zooals deze tot 1795 heeft bestaan, leert ons verder, welken invloed de invoering der Fransche wetgeving daarop heeft uitgeoefend, en ten slotte hoe deze inrichting zich daarna ontwikkeld heeft, waarbij valt op te merken, dat tot 1830 de begrippen omtrent het armwezen in het koninkrijk der Nederlanden hun stempel daarop hebben gedrukt. Het spreekt echter vanzelf, dat de volle nadruk valt op de plaatselijke omstandigheden, wat niet wegneemt, dat, ofschoon van het grootste belang voor de Zuidelijke Nederlanden, er voor de Noordelijke veel wetenswaardigs in wordt vermeld. Dit ziet hoofdzakelijk op de uitgebreide inleiding, die de heer Bourguignon aan den eigenlijken inventaris doet voorafgaan. Zij behandelt achtereenvolgens de oorsprong en de inrichting der archieven, de geschiedenis van de parochiale instellingen van weldadigheid in Leuven, die van de Begijnhoven en die van de ge stichten. Tenslotte behandelt zij de reorganisatie van het armwezen en de gestichten tengevolge van de invoering van de Fransche regeling, om eindelijk nog eenige mededeelingen te doen omtrent de inrichting van den inventaris zelf, waarbij de aandacht o.a. valt op een verklaring van de oude lengte-, oppervlakte- en inhoudsmaten. Uit deze inleiding valt wel ten volle op te maken, met hoeveel zorg, nauwkeurigheid en toewijding de ordening dezer archieven heeft plaats gehad. Opmerking verdient vooral hoe het probleem der charterver zameling is opgelost (blz. LXXX, sub 4), en vooral hoe het mogelijk is geweest de 3258 charters, die de voorzitter van den Conseil général des hospices et des secours, H. F. F. Quirini, tegen het eind der 19e eeuw verzameld had en geanalyseerd, de plaatsen te geven, die hun in den inventaris organisch toekwamen. Uit de 13e eeuw waren er 330, uit de 14e 1389, uit de 15e 1020, uit de 16e 351 en van later nog 168 140 Marcel Bourouionon. Inventaire des archives de '/Assistance publique de !a vil/e de Louvain. De,aankondiging hiervan heeft gewacht op de verschijning van een „Table onomastique op dezen inventaris, die onlangs aan den redacteur werd toegezonden.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1935 | | pagina 32