116
19 September voor 't laatst bijeen zou komen. Terwijl de onafgedane
zaken ter verdere behandeling naar de nieuwe Raad van State moesten,
verlangde Zijne Majesteit onder tevredenheidsbetuiging over het werk
van De L Ortye en zijn staf, dat zij zoo spoedig mogelijk in een
analoge betrekking herplaatst zouden worden, in afwachting waarvan
zij hun salaris behielden. Lang bleef De L' Ortye niet zonder admi
nistratief werk, want reeds bij arrêté van 10 October 1815 (nr. 1184
der 2e serie) werd hij benoemd tot secretaris van de Directeur-
generaal der zaken voor de Roomsch-Katholieke eeredienst en van
de commissie uit de Raad van State, ingesteld met hetzelfde doel,
op een jaarlijksch salaris van drie duizend gulden.
Dat onze Regeering toen nog niet veel oog gehad zou hebben
voor het toegankelijk maken van goed beheerde archieven, kan be
zwaarlijk worden volgehouden, na de lezing van de considerans van
het Souverein Besluit van 8 Maart 1814 nr. 9, waarbij mr. Hendrik
van Wiin tot Lands Archivarius was benoemd, met J. C. de Jonge tot
zijn substituut en De Fouw tot chartermeester, terwijl aan artikel 1
van het ontwerp van de commissaris-generaal voor de Binnenlandsche
Zaken, Hendrik van Stralen, volgens hetwelk „alle de oude en iatere
archieven van den Staat'' naar het Binnenhof in depót gebracht
zouden worden, op 's Konings bevel door Falck de woorden „tot
aan het jaar 1794 ingesloten" waren toegevoegd. Het doet dan ook
vreemd aan te zien, dat terwijl de schatten van het Rijksarchief in
Den Haag door drie krachten ontgonnen werden, het hoofd van het
Rijksarchief in Brussel daarnevens nog een werkkring kon bekleeden,
die de indruk schept dat men zijn archivariaat meer als een bijbaantje
beschouwde 2). Het was dan ook, volgens het 16 Juni 1826 door de
Minister van Binnenlandsche Zaken bij de Koning ingediende voorstel
om Gachard aan het Rijksarchief in Brussel te verbinden, „slechts
eene honoraire betrekking". Zou de oorzaak wellicht hierin gezocht
moeten worden, dat De L Ortye als geschiedkundige bij Van Wiin
mijlen ver ten achter stond en dat men te voren wist dat hij zijn
werkkring als archivist zou beperken tot het bewaren der stukken
zonder meer? Mag men dit opmaken uit het oordeel van de tegen
woordige Belgische algemeene archivaris van het Koninkrijk, dat
BAKHUIZEN VAN DEN Brink Overzigtblz. 19) dateert dit besluit ten onrechte
op 11 Maart, hoewel reeds mr. C. DE |ONGE (HENDRIK VAN W[|N als geleerde en
staatsman geschetst, s-Gravenhage - Amsterdam 1832, blz. 150) de juiste datum had
neergeschreven.
2) Dr. CUVELIER noemt in zijn studie over GACHARD, bij diens optreden als
Brusselsch adjunct-Rijksarchivaris in 1826, enkele medewerkers van De L' ORTYE, maar
het personeel dat wij in 1814—15 kennen, maakt de indruk meer administratief dan
wetenschappelijk te zijn.
117
De L'Ortye „um homme de I'ancien régime" was? Na de onge
looflijk vruchtbare historische arbeid van diens opvolger Gachard
te hebben gememoreerd, wijst Dr. Cuvelier er op, dat het werk van
de archivaris De L' Ortye daarbij vergeleken een enorm verschil
opleverde.
Weldra ondergingen de aan zijn hoede toevertrouwde schatten
een belangrijke vermeerdering, doordat Oostenrijk bewilligde in de
afstand der onder Napoleon te Parijs opgeborgen Zuid-Nederlandsche
archieven, die in 260 kisten verpakt, op vrachtwagens geladen, naar
Brussel teruggebracht werden,waar zij, krachtens het Koninklijk
besluit van 10 December 1815 nr. 29, door De L Ortye behoorlijk
gedeponeerd moesten worden, onder toezicht van Falck als Algemeen
Secretaris van Staat, terwijl de Koning zich een nadere regeling over
de plaatsing en bewaring voorbehield. Kort daarna bepaalde de
Koning (K. B. 19 December 1815 nr. 53), dat de „Secretaris-Archivaris
van het Gouvernement te Brussel" (die zich zelf betitelde als „Secrétaire
Archiviste" aan het „Dépot Général et central des anciennes archives
de la partie méridionale du Gouvernement des Pays-Bas") voortaan
ondergeschikt zou zijn aan de „Commissaris Generaal voor het Onder
wijs, de Kunsten en Wetenschappen", terwijl „de zorg voor de archieven
te Brussel van nu af in gelijke voege van hetzelve Departement
ressorteren zal als die archieven welke in 's-Gravenhage bewaard
worden".
Die toestand bleef bestaan tot kort na de Belgische opstand
van 1830, toen „Rijks archivarius te Brussel", alias „Secretaris Archivist
bij het Depót van 's Rijks archieven te Brussel"3), hoog bejaard,
weigerde de eed van trouw aan het nieuwe regiem af te leggen,
waarna hij ontslagen werd en 30 April 1831 Gachard tot zijn plaats
vervanger zag benoemd.
J. STEUR.
Voor de lotgevallen dezer Zuid-Nederlandsche archivalia zij verwezen naar
de mededeelingen over GACHARD in een volgende aflevering van dit tijdschrift.
L. VAN GOBBELSCHROY, „Secrétaire de la Secrétairerie d' Etat a Bruxelles", erkende
15 December 1815 aan FaGEL, 's Konings gevolmachtigd minister te Parijs, de ont
vangst van „210 caisses d'archives relatives aux provinces méridionales." Dit stuk
komt voor in nr. 78 van het archief van het Nederlandsch gezantschap in Frankrijk,
en wel in het dossier „Restitution des archives belgiques enlevées de Vienne en 1809
par les armées frangaises", waarin men ook aantreft de op 16 October 1815 door
H. VAN Wl|N in Den Haag voltooide „Memoire touchant la nature des chartes de
Hollande etc., retrouvés a Mons, I'an 1805; Ensemble avec les motifs, sur les quels
pourrait être basée la reclamation a la cour de France.
2) Zie ook het verbaal van de Secretaris \an Staat, nr. 1897 van 20 December 1815.
3) Onder die benamingen komt hij voor in de stukken, beschreven onder nr. 376
van blz. 143 der „Inventarissen van de departementsarchieven betreffende de eere
diensten 1805-1870", 's-Gravenhage 1931, door H. BONDER, waar hij P. L' OrTHYE
wordt genoemd.