„Aan EPPO WIERSUM
48
Archiefgebouw het officieele afscheid plaats, waartoe een Comité met
Prof Dr Z W. Sneller als Voorzitter en Mr. H. C. Hazewinkel a s
Secretaris het initiatief had genomen. Na een inleidend woord van
eerstgenoemde vertolkte allereerst, bij verhindering van den burge
meester, wethouder Hanemaayer den dank van het gemeentebestuur,
en sprak hij zijn groote waardeering uit voor de wijze, waarop de
archivaris gedurende meer dan dertig laren zijn taak had vervuld.
Daarop volgde een persoonlijk hartelijk woord van onzen Voorzitter,
Dr. W. Moll en een woord, onder aanbieding van een tastbaar
huldeblijk in den vorm van een modern schrijfgarnituur, van Mr. Haze
winkel namens het personeel. Evenals bij de huldiging ter gelegenhei
van Dr. Wiersum's vijf-en-twintig archivariaat in 1929 werd thans ook
weder namens de bezoekers den archivaris dank gebracht, ditrnaa
door den Heer H. N. Donkersloot. Tenslotte volgden nog toespraken
van den Heer H. Dekking namens de Rotterdamsche Volksuniversiteit,
en van Dr. K. H. de Raaf als „intimus" van den scheidenden archivaris.
Deze laatste deed dit in den vorm van een toepasselijk sonnet,
waarvan het ons een voorrecht is, dank zij de welwillendheid van
den dichter, hier den letterlijken tekst te kunnen doen volgen
BI] HET NEDERLEGGEN VAN ZIJN AMBT.
Gij leefdet met het oude en zijt toch jong gebleven,
Gij knauwdet perkament en bleeft toch frisch van kleur,
Ijverig in uw dienst, afkeerig van gezeur
Hebt gij u dertig jaar aan ons Archief gegeven.
Nu is het rustens tijd; wil nu de zeilen reven,
Sluit achter u getroost de zware eiken deur:
Uw geest van orde en plicht, vlag zonder smet of scheur,
Die zal, wij weten het, als voorbeeld blijven leven.
Hoe zal de toekomst zijn? Ge lacht en zegt: lk wou
Dat men mij nu niet beklaagde. Ik zit nog niet te droomen,
lk schrijf; ik lees een boek; ik kijk eens naar de boomen,
Een vogel of een bloem, een kind, een mooi gebouw,
lk snuif de frissche lucht en maak mijn wandling trouw,
En - vrienden zijn er ook! Ze zien mij nog wel komen!
49
We kunnen hier thans nog aan toevoegen, dat Dr. E. WiERSUM
na zijn aftreden als archivaris der gemeente, toch nog te Rotterdam
voor een ander archief zal werkzaam blijven, n.l. als archivaris van
het Hoogheemraadschap van Schieland. Een voor velen zeker ver
rassend bericht, dat ons verheugt niet alleen voor hem zelf, maar
ook voor het Bestuur onzer Vereeniging, waarin thans Dr. WiERSUM
als nog dienst doend archivaris zal kunnen blijven zitting hebben.
Hoezeer zijn aanwezigheid daar wordt op prijs gesteld, is door de
woorden van onzen Voorzitter op 12 Januari zeker reeds ondubbel
zinnig gebleken.
Ten slotte: dat ook buiten Rotterdam Dr. Wiersum's werkzaam
heid is gewaardeerd, ten bewijze daarvan strekke het feit, dat Dr. E.
WiERSUM bij Kon. Besluit van 31 December 1.1. benoemd is tot Officier
in de Orde van Oranje-Nassau.
Uit de geschiedenis van het Deventer Archief.
II.
Het Deventer Archief sinds 1795.
De onrustige tijden, die na den komst der Franschen in 1795
volgden en eerst eindigden, toen deze na een langdurig beleg in
den aanvang van 1814 Deventer verlieten, waren allerminst geschikt
voor de beoefening van de stadsgeschiedenis. Bovendien waren deze
twintig jaren een tijdvak van groote veranderingen in de bestuurs
inrichting. Met de Keizerlijke Vrije Hanzestad Deventer, waar Schepenen
en Raad een slechts weinig beperkte souvereiniteit uitoefenden, was
het gedaan. De rechterlijke functies werden aan het stadsbestuur
ontnomen, zoodat de rechterlijke archieven, die later gevormd werden,
niet meer in het stedelijk archiefdepót terecht kwamen, ja zelfs later
het Rijk als draagster van de rechterlijke macht de oude rechterlijke
archieven van de stad als eigendom opeischte.
Ook in het eigenlijk bestuursapparaat bleef weinig ongewijzigd.
In plaats van de bepalingen van het aloude Deventer stadsrecht
ARCHIVARIS VAN ROTTERDAM
Zie hieronder, blz. 56.
2) De oudste bewaard gebleven codificatie van het Deventer stadsrecht, in hand
schrift in het archief aanwezig, is uitgegeven door VAN VLOTEN, als bijlage van zijn
Vijftal lezingen over de wording en ontwikkeling der stad en gemeente Deventer,
(Zutphen 1866), blz. 129 e. v. In de Verslagen en Mededeelingen Overijsselsch Regt
en Geschiedenis, 4de stuk (1867), blz. 1—13, toont J. VAN DOORNINCK aan, dat ten
onrechte dit. stadsrecht door VAN VLOTEN op 1381 gedateerd werd. VAN DOORNINCK
noemt 1448 als jaar van ontstaan. Het tweede stadsrecht, eveneens in handschrift in
het Deventer Archief aanwezig, is uitgegeven door C. DUMBAR Sr. in Het Kerkelijk
en Wereltlijk Deventer I, blz. 154—174. Het derde stadsrecht van 1642, ook in
handschrift in het archief aanwezig, is afzonderlijk gedrukt (Deventer, 1644).