36 op te dragen aan de bestaande provinciale archiefinspecties ware een onmogelijkheid, alleen al om deze reden, dat Gedeputeerde Staten niet met het toezicht over rijksinstellingen kunnen worden belast. De eenvoudigste oplossing zou m.i. deze zijn, dat het bedoelde toezicht aan de Rijksarchivarissen in de verschillende provinciën werd opgedragen. Dit heeft het voordeel, dat de meesten hunner toch reeds provinciaal inspecteur der gemeente- en waterschapsarchieven zijn en zij bij hunne rondreizen deze tweeërlei inspecties kunnen combineeren. Bij de gebrekkige personeelsformatie, gelijk die in den tegenwoordigen tijd op sommige Rijksarchieven voorkomt, ware dan den Rijksarchivaris de bevoegdheid te geven, om, indien hem door Gedeputeerde Staten een provinciale ambtenaar met le-klasse- bevoegdheid is ter zijde gesteld, zich door dien ambtenaar of anders door den Rijkschartermeester, indien aanwezig, te doen vervangen. Vervanging door den provincialen ambtenaar, die hetzij zelf inspecteur is, hetzij plaatsvervangend inspecteur, heeft dit voordeel, dat deze uiteraard door zijn inspecties in gemeentehuizen en elders beschikt over eene zekere mate van ervaring omtrent aan de archiefberging te stellen eischen. Voorzoover ik weet, is deze kwestie nog nooit op het tapijt gebracht, maar ik geloof, dat er alle aanleiding is, ze in ons vakblad aan de orde te stellen. Het zou mij verheugen, indien ook anderen hunne meening hierover ten beste zouden willen geven, en ik vertrouw, dat de Redacteur geene bezwaren zal maken tegen het geven van plaatsruimte vaor eene dergelijke gedachtenwisseling. A. J. VAN DE VEN. Archivisten in dienst van het Vereenigd Koninkrijk. I. Dassevael. Steven Dassevael werd in Januari 1771 te Goes geboren als zoon van de griffier Johan Pieter Dassevael en diens eerste vrouw Levina Miseras. Na de vroegtijdige dood van zijn vader werd hij 12 Mei 1790 ambtenaar bij het gewestelijk bestuur van Zeeland. Dank zij de voorspraak, die hij ontving van de Gecommitteerde Raden 37 Lambrechtsen en Schorer stelde hun college hem aan tot extra-ordinaris klerk ter Staten-griffie. Nadat er door een sterfgeval een vacature was gekomen, werd hij in Mei 1795 bevorderd tot ordinaris klerk en in Juli 1795 tot „commis notularis der Zeeuwsche Volksvertegen woordigers", zooals hij het zelf noemt in zijn 4 December 1813 in Den Haag opgestelde Pro Memorie; dit stuk, waaraan de hieronder volgende biezonderheden van zijn verder leven ontleend zijn, maakt deel uit van" de autografen-verzameling van Falck (nr. 34 van de inventaris-FRUiN in de Verslagen 1913). Tot in Maart 17982) bleef hij die Zeeuwsche betrekking bekleeden, totdat hij door het Haagsche Uitvoerend Bewind werd „op poene van Bannissement, gerequireerd, om, als deszelfs Algemeen Secretaris, te fungeeren". Gaarne zouden wij vernomen hebben, waarom juist hem deze bedenkelijke onderschei ding ten deel viel, maar daarover zwijgt Dassevael in zeven talen. Was misschien de aandacht op hem gevallen door zijn (naamlooze) publicatie van het Historisch Dagblad van Zeeland, dat van 1795 1799 in drie deelen te Middelburg uitkwam? Hij bedoelde hiermede te geven „eene verzameling van originele stukken, Resolutiën, Publi cation enz., welke kunnen aangemerkt worden als daden van het, door het vrije volk van Zeeland aangestelde bestuur, en als gevolgen van de plaats gehad hebbende Revolutie, met inagtneming echter van het verband waarin dezelve tot elkander staan Het Historisch Dagblad begon met de Resolutie van de Provisionele Representanten van 't Volk van Zeeland en eindigde 22 April 1796, toen die Vergadering plaats maakte voor die van de Vertegenwoordigers des Zeeuwschen Volks. Van misnoegen over het Haagsche dwangbevel van 1798 blijkt evenwel niets uit Dassevaels memorie van 1813. Bijna twee maanden lang, tot 30 April, bekleedde hij de gedwongen betrekking. Inmiddels was in Maart door de Constituante de grondwet voor de Bataafsche Republiek aangenomen en in April door de grondvergaderingen goed gekeurd. Nu bepaalde deze Staatsregeling, dat de algemeene secre taris van het Uitvoerend Bewind niet jonger dan dertig jaren mocht zijn; dientengevolge diende Dassevael 30 April bij het Uitvoerend Bewind zijn declaratoir in, dat hij de door de grondwet vereischte leeftijd nog niet had bereikt en dus om ontslag verzocht, teneinde tot Als zijn geboortejaar wordt nu eens 1770, dan weer 1771 genoemd. Volgens het doopregister der Ned. Herv. Kerk te Goes werd hij aldaar 24 januari 1771 gedoopt (mededeeling van de heer DE KRUYTER, adviseur van het archief der gemeente Goes), zoodat 26 januari niet langer als zijn geboortedatum kan gelden, tenzij men 1770 als geboortejaar aanneemt, in welk geval er tusschen geboorte en doop bijna een jaar verstreken zou zijn. b Aldus SlEGENBEEK in zi|n 24 Juni 1838 uitgesproken openingsrede der jaar vergadering van de Maatschappij der Nederlandsche*Letterkunde (Handelingen, blz. 28-33). Wat SlEGENBEEK hier mededeelt is ook te vinden in het bericht van DASSEVAELS over lijden, opgenomen in de Algemeene Konst- en Letterbode van 16 Februari 1838, blz. 114. 2) De mededeeling van De Navorscher, dl. Ill, blz. 170 (jaar 1853), dat hij in 1793 bevorderd zou zijn tot griffier der Staatssecretarie moet natuurlijk twintig jaren later gedateerd worden.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1935 | | pagina 24