32
AcQUoy het gymnasium en studeerde hij in de rechten. Zijn studiën
beëindigde hij met het schrijven van een proefschrift over De rechts
geschiedenis van den adel in Nederland Leiden 1893).
Na gedurende enkele maanden als volontair op het Utrechtsche
archief, onder leiding van Mr. Muller, te zijn werkzaam geweest,
werd hij in 1895 tot rechterlijk ambtenaar aan het gemeente-archief
te Utrecht aangesteld. In 1899 volgde zijn benoeming tot archivaris
van de gemeente Deventer.
Veel heeft Mr. Acquoy voor de ordening en de beschrijving van
het Oud-Archief, dat aan zijn zorgen was toevertrouwd, gedaan. De
oude rechterlijke archieven, die aan de gemeente in bruikleen werden
gegeven, beschreef hij de inventaris werd in de Verslagen omtrent
's Rijks Oude Archieven over 1911, deel XXXIV, gedrukt van het
bestuursarchief maakte hij een voorloopige beschrijving, waarna hij
van onderdeden van deze archieven inventarissen met belangwekkende
historische inleidingen samenstelde, die allen afzonderlijk door het
gemeentebestuur werden uitgegeven. Over de geschiedenis van de
stad publiceerde hij verscheidene opstellen meerendeels in de plaat
selijke dagbladen. Dan werd tijdens Mr. Acouoy's archivariaat de
verplaatsing van het Oud-Archief tot stand gebracht, waardoor de
opstelling van de archiefstukken veel verbeterd en de raadpleging
vergemakkelijkt is. In samenhang hiermede heeft hij den materiëelen
toestand van de stukken uitnemend verzorgd.
Te Deventer was Mr. Acquoy een zeer geziene persoonlijkheid.
Jaren lang was hij voorzitter van het bestuur van de Vereenigde
Gestichten, hij was president-curator van het Gymnasium, bestuurslid
van het museum „de Waag", gedurende enkele jaren (1902-1905)
bestuurslid van de Vereeniging tot beoefening van Overijsselsch Regt
en Geschiedenis en voorzitter van de commissie, die de uitwendige
restauratie van de Groote- of Lebuinuskerk leidde. De Regeering
heeft zijn verdiensten erkend door zijn benoeming tot Officier in de
Oranje-Nassau-Orde.
In 1929 moest Mr. Acquoy om gezondheidsredenen zijn archivaris
functie neerleggen. Toen heb ik in dit blad (37ste jaargang blz. 105-107)
uitvoeriger over het werk van Mr. Acquoy als archivaris van Deventer
geschreven.
De laatste levensjaren zijn voor Mr. Acquoy zeer moeilijk geweest.
Zijn vrouw ontviel hem en zijn eigen gezondheidstoestand werd steeds
droeviger. Loopen en spreken was hem ten slotte geheel onmogelijk
geworden. Uit dit lijden heeft de dood hem nu verlost. Hij ruste in vrede!
B. VAN 'T HOFF.
33
Is toezicht op andere dan gemeente- en waterschaps
archieven gewenscht?
Ongetwijfeld is het één der groote verdiensten van de Archiefwet
1918, dat zij een geregeld toezicht op de door gemeente- en water
schapsbesturen aan hun archieven bestede zorg heeft ingevoerd
(artt. 16 en 23). Gelijk bekend, zijn voor dit toezicht, dat door
Gedeputeerde Staten wordt uitgeoefend, nadere voorschriften ge
geven in het Kon. Besl. van 6 September 1919, Staatsbl. 557, aangevuld
bij Kon. Besl. van 15 April 1929, Staatsbl. 160. Het mag overbodig
heeten om hier ter plaatse over de in deze Koninklijke Besluiten
getroffen regeling nader te spreken. Voor hen, die er nog kennis
van mochten willen nemen, zij verwezen naar den door prof. Fruin
geschreven commentaar op de Archiefwet en bijbehoorende voor
schriften.
Wij kunnen, nu het K. B„ dat de inspectie regelde, gedurende
15 jaren heeft gewerkt, met recht, zij het zonder zelfverheffing,
constateeren, dat de inspectie van de gemeente- en waterschaps
archieven in de verschillende provinciën van groot nut is geweest.
Wie de verslagen, door de onderscheidene provinciale inspecteurs
aan Gedeputeerde Staten hunner provinciën uitgebracht, heeft gevolgd,
heeft kunnen opmerken, dat overal zwakke broeders werden gevonden,
die een aansporing tot verbetering in de berging hunner archieven
behoefden, maar heeft tevens kunnen zien, dat menschelijke zwakheid
maar al te vaak tot een terugvallen in de oude kwaal neigen doet,
zoodat eene geregelde herinspectie nooit kan worden nagelaten.
Hoe staat het echter met de archieven van andere openbare
instellingen? Ik denk nu eerst aan de archieven, die in groote ge
meenten buiten de secretarie worden bewaard, b.v. van gemeente
bedrijven als gasfabriek, electrische centrale, gemeentereiniging en
radiodistributie, en van de in groote gemeenten in een eigen gebouw
gevestigde politie. Uiteraard zijn de hier gevormde archieven als
onderdeel van het gemeente-archief te beschouwen. Mocht een
dergelijk bedrijf worden opgeheven, dan spreekt het van zelf, dat
het archief dier instelling naar de gemeentelijke archiefbewaarplaats
wordt overgebracht, gelijk men daar ook het archief van het ge
meentelijk distributiebedrijf uit de oorlogsjaren pleegt aan te treffen.
Naar ik meen, heeft bij een enkele groote gemeente overbrenging
van een deel dier archieven reeds plaats gehad. Ik geloof mij niet
te sterk uit te drukken, als ik zeg, dat de meeste provinciale inspec
teurs zich aan die archieven tot nog toe weinig hebben laten gelegen
liggen. De aandacht is veelal op het eigenlijke secretarie-archief