20 zeker in met mindere mate van de gemeente-archieven. Juist het ijeenbrengen naast en bij de archieven van een plaatselijke bibliotheek en prentenverzameling is stellig wel het aangewezen middel om dit doel te bereiken. De archiefdiensten moeten toch waarlijk - en dit klemt m deze tijden dunkt mij nog te meer - levend worden gemaakt en tot bekende en gewaardeerde instellingen in hun ressort. Zij moeten worden tot middelpunt der plaatselijke historische studiën en tot verzamelpunt van hen, die daarin belang stellen. Daarvoor 13 het noodig, dat de verzamelingen voortdurend worden aangevuld uitgebreid en op de hoogte van hun tijd gehouden. Waarvoor het noodzakelijk is, dat de archivaris zich tevens verzamelaar voelt en met animo en ijver ook zoekt naar nieuwe aanwinsten. Zoo goed als een hoogleeraar met kan volstaan met zijn ambtstaak als docent en examinator maar van hem terecht wetenschappelijk werk mag worden verwacht, zoo kan een archivaris zich niet alleen bepalen tot zijn meest eigenlijk archiefwerk n.l. het beheeren en ordenen der ambtelijke archieven en natuurlijk het verschaffen van inlichtingen daaruit. Hij moet ook verzamelen. Stellig bergt dit gevaren in zich, b.v. dat te veel wordt bijeengebracht. Maar men mag toch waarlijk van een archivaris nog wel zelfbeperking en een voldoende dosis gezond verstand verwachten. Ik geloof nu, dat het wenschelijk is en ook zeer wel mogelijk b„ het verzamelen een zuivere werkverdeeling op te bouwen, waarbij onderlinge concurrentie ten opzichte van aankoopen is uitgesloten. e gemeenten, die een eigen archivaris hebben zullen moeten ver- zame'en stukken betreffende hun eigen grondgebied en wellicht be treffende enkele aangrenzende gemeenten, die in bebouwing en ook m ïstonsch opzicht met haar samenhangen. De Rijksarchieven in de provinces en ook de derde afdeeling van het Algemeen Rijksarchief hebben daarnaast hun aandacht te schenken aan alles van Iocaal- historisch belang betreffende gemeenten, waaraan geen plaatselijk archief z,,n zorgen wijdt. Natuurlijk ligt hiernaast voor andere openbare hïmer9en Z°. Konmkli)'ke Bibliotheek, de overige publieke A i n en de twee Rijksprentenkabinetten een eigen taak. tot 7r an 'n het °°g houdt' dan kan een werkverdeeling tot stand komen, die waarborgt dat schenkingen slechts worden aan- worden oed Waar 26 werkeli<k behooren en aankoopen worden gedaan zonder dat van concurrentie en dus opdrijven der prijzen door openbare lichamen onderling meer sprake kan zijn G„ zult mij tegemoet voeren, dat ik bezig ben een open deur e trappen en dat de toestand reeds thans is zoo als ik hem ensch. Dit echter is theoretisch wellicht eenigszins, practisch zeer 21 stellig niet het geval. Telkens en telkens komt het voor, dat op veilingen stukken voor te hooge prijzen worden verworven bij gebrek aan samenwerking tusschen de beheerders van openbare verzamelingen. Indien hierin verandering ware te brengen zou niet alleen voor de verzamelingen meer volledigheid, maar tevens op de aankoopen aanmerkelijke bezuiniging te verkrijgen zijn. Natuurlijk zou vooraf in gemeenschappelijk overleg tusschen de beheerders van archieven, bibliotheken en prentenkabinetten in welk overleg ook de Directeuren of Conservatoren van het Ned. Economisch- Historisch Archief, het Koninklijk Huisarchief, het Oranje-Nassau- Museum en dergelijke instellingen waren te betrekken de begren zing der verschillende verzamelingen moeten worden vastgesteld. En daarna zou men in de steden, waar geregeld veilingen van boeken en prenten plaats hebben zij zijn niet vele in aantal onder leiding van een archivaris of bibliothecaris een centraal bureau moeten inrichten, waaraan ieder zijn commissies voor die veilingen zou kunnen zenden. Zoodoende zou men zijn aankoopen op deskundige wijze voor de laagst mogelijke prijzen kunnen doen. Ik houd mij overtuigd, dat wij, geschiedt zulks, met onze door den nood der tijden ingekrompen bedragen voor aankoop, evenveel, ja stellig meer zouden kunnen verzamelen dan vroeger of nu het geval was en is. Men zou inderdaad een bezuiniging hebben verkregen, die nood zakelijk als ze is, de instellingen die aan ons beheer zijn toevertrouwd, geenszins zou schaden maar integendeel ten goede komen. Deze mogelijkheid scheen mij van genoeg belang om er heden een oogenblik Uw aandacht voor te vragen en ik eindig met den wensch dat wij er in zullen slagen ook op deze, zij het uiteraard bescheiden, wijze mede te werken aan het algemeen belang. W. MOLL. Afdeeling van Rijksarchiefambtenaren. Verslag van de zeventiende afdeelingsvergadering op 22 September 1934 in het Stadhuis te Deventer. De voorzitter opent de door 9 leden bezochte vergadering en her denkt allereerst het aan de afdeeling door den dood ontvallen lid Dr. Goossens. Ten aanzien van de werkzaamheden in het afgeloopen jaar is niet veel mede te deelende strijd om een in het bijzonder

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1935 | | pagina 16